In verschillende steden op het Caraïbische eiland Jamaica braken er maandagochtend 29 augustus rellen uit. Duizenden betogers wierpen wegblokkades op en zorgden ervoor dat verschillende stadscentra onbereikbaar werden voor alle verkeer.

Volgens de Jamaicaanse krant 'Jamaica Gleaner' was de directe aanleiding voor de betogingen een stijging van de elektriciteitsprijs, maar de mensen protesteren ook tegen het verval van de openbare infrastructuur zoals wegen en riolering, de lage lonen, en het klimaat van toenemend geweld op het eiland. De burgemeester van de noordelijke stad Falmouth koos zelfs de zijde van de betogers en verklaarde “dat dit al veel eerder had moeten gebeuren”.

De protesten liggen in de lijn van de sociale onrust die momenteel heel Latijns-Amerika en de Caraïben overspoelt. Eerder op de maand waren er ook al hevige protestacties in de olierijke provincies van Ecuador, waar de mensen er genoeg van hebben dat de oliewinsten verdwijnen in de zakken van de multinationals en een corrupte regering terwijl de bevolking straatarm en werkloos blijft. Ongetwijfeld speelt het voorbeeld van de Bolivariaanse revolutie in Venezuela een grote rol. Daar wordt bewezen dat de olierijkdom kan worden aangewend om een sociale politiek te voeren.

Ook Jamaica is potentieel een rijk land. Naast een populaire toeristische bestemming en de bakermat van de reggaemuziek, is het relatief kleine eiland ook een van de belangrijkste wereldproducenten van bauxiet, een mineraal waaruit aluminium wordt gewonnen. De bauxietontginning is er echter sinds jaar en dag in handen van Amerikaanse multinationals waardoor de Jamaicanen de opbrengsten ervan aan hun neus zien voorbijgaan en de armoede op het eiland enorm is.

De erfenis van Michael Manley

Tegelijk is de politieke geschiedenis van het eiland een schoolvoorbeeld van de beperkingen en zelfs de gevaren van sociale hervormingen die het kapitalisme intact laten. Van 1972 tot 1980 was er op Jamaica een linkse president aan de macht. Michael Manley (1924-1997) begon zijn carrière als vakbondsleider van de suikerrietarbeiders. In 1970 boekte hij een klinkende verkiezingsoverwinning aan het hoofd van de People’s National Party. Hoewel Manley vaak zijn uiterste best deed om breedvoerig uit te leggen dat hij géén marxist was kreeg hij vrijwel vanaf het begin te maken met de openlijke vijandschap van de rijke elite en van Washington. De aanleiding was dat Manley diverse progressieve wetten doorvoerde die de positie van de arbeiders, de vrouwen en de kinderen verbeterden. Zijn regering nam ook maatregelen om jobs te creëren in de publieke sector en verbeterde het onderwijs, de gezondheidszorg, de landbouw en de huisvesting.

Maar wat bij de toenmalige Amerikaanse presidenten Nixon en later Ford helemaal in het verkeerde keelgat schoot was dat Manley aan de bauxietmultinationals een extra belasting oplegde waardoor hij deze sociale politiek kon betalen. Manley steunde daarenboven de onafhankelijkheidseisen van Puerto Rico tegenover de Verenigde Staten, steunde het African National Congress (ANC) in Zuid-Afrika in de strijd tegen de Apartheid en haalde de banden met Cuba aan. Toen Fidel Castro in 1977 Jamaica bezocht werd hij toegejuicht door tienduizenden mensen. Manley verklaarde openlijk het socialisme een “haalbare kaart”, net zoals Chavez nu, maar liet de economie in privé-handen. Dat laatste zou uiteindelijk fataal blijken.

Economische sabotage

De VS en de Jamaicaanse burgerij reageerden met een sluipende economische sabotage via de private sector op het eiland en wakkerden via undercover acties van de CIA het politieke geweld op het eiland aan. Het beroemdste slachtoffer hiervan werd de reggaesuperster Bob Marley, die een sympathisant was van Manley. Vlak voor de verkiezingen van 1976 werd een moordaanslag op hem gepleegd, twee dagen voor het ‘Smile Jamaica Concert’, dat gezien werd als een manifestatie pro-Manley. Bob Marley kreeg een kogel in arm en borst maar overleefde de aanslag. Toch zou hij nooit meer de oude worden.

Door de economische problemen en het klimaat van geweld verloor Michael Manley in 1980 de verkiezingen tegen zijn door de VS gesponsorde rechtse rivaal Seaga. Sindsdien zijn de door de VS gesponsorde misdaadbendes een eigen leven gaan leiden. Jamaica is een draaischijf voor de cocaïnehandel en dagelijks staan de kranten er vol met schietpartijen en andere gewelddaden. Van de sociale verworvenheden onder Manley (die in 1989 nog kort terug aan de macht kwam maar op basis van een rechts reformistisch programma, en niets meer verwezenlijkte) blijft nog weinig over. De Jamaicaanse arbeiders zijn nu echter blijkbaar weer wakker geschud en knopen aan bij hun strijdbare verleden. Wat nu dringend nodig is, is organisatie, en een leiding die niet in dezelfde fouten vervalt als in het verleden.

Private sector is contrarevolutionair paard van Troje

Uit de ervaringen van Jamaica kan veel worden geleerd. Ten eerste zijn de verworvenheden gewonnen door strijd nooit definitief zolang het kapitalisme blijft bestaan. Ten tweede gebruikt het imperialisme geweld en schuwen ze zelfs geen alliantie met misdaadbendes. De zo geroemde 'democratie' deert hen weinig. Wat hen aanbelangt zijn hun economische privileges. Ten derde zet de burgerij het economische wapen in tegen regeringen die een progressieve politiek voeren. Zolang de hefbomen van de economie in private handen zijn blijft deze sabotage door de rijke elite mogelijk. Door de economische stagnatie verliezen de arbeiders het vertrouwen en de contrarevolutie zet in.

Wanneer Chavez de afgelopen maanden eerst de VS-militairen, dan de Amerikaanse DEA (de zogenaamde 'anti-drugs' eenheid) en vervolgens de evangelistische predikanten aan de deur zette dan was dit dus zeker geen overbodige luxe. Het is absoluut noodzakelijk om Venezuela te beschermen tegen verdere pogingen tot destabilisatie via het aanwakkeren van geweld en incidenten door VS-organisaties.

Maar het is niet genoeg. Een economie in privé-handen is het paard van Troje van de reactie. Uiteindelijk is de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder arbeiderscontrole nodig om de verworvenheden van de revolutie te consolideren en te versterken.