Begin september voorspelde Carlos Ortega, de rechtse leider van de Confederatie van Venezolaanse Arbeiders (CTV), nieuwe acties tegen begin oktober. De leiding van de CTV steunde de coup in april en mobiliseerde ook haar leden voor betogingen en stakingen tegen de linkse regering van Chavez, hoewel ze daar slechts gedeeltelijk in slaagden. Vandaag zien we opnieuw dezelfde klassencollaboratie tussen de leiding van de CTV en het patronaat.

De Venezolaanse bourgeoisie tracht blijkbaar de leiding van de vakbonden voor haar kar te spannen door Ortega de presidentszetel te beloven na de val van Chavez. De vorige coup mislukte door het wantrouwen van de arbeiders in de nieuwe regering van Carmona, de toenmalige leider van de werkgeversorganisatie Fedecámaras. Nu hopen de Venezolaanse heersende klassen wel hun agenda door te voeren via de rechtse leiding van de arbeidersklasse, een fenomeen dat we goed kennen in Europa, waar de bourgeoisie tijdens de tweede helft van de jaren ’90 regeerde via de leiding van de sociaal-democratie. Chavez moet dus dringend maatregelen nemen die gunstig zijn voor het proletariaat en Venezuela op weg zetten naar een arbeidersstaat, anders zal hij het pleit verliezen.

De mislukte coup van april

De revolutie in Venezuela is op een punt gekomen waar geen terugkeer mogelijk is. Gedurende twee stormachtige dagen in april probeerde de bourgeoisie een staatsgreep te plegen tegen de reformistische regering van Hugo Chavez. De coup faalde ondanks de steun van de big business, rechtse vakbondsleiders en de Amerikaanse ambassade. Het tij keerde in een luttele 36 uren.

De eerste poging tot contrarevolutie werd verslagen door een spontane revolte van de massa. Dit was een inspiratiebron voor arbeiders en jongeren over heel de wereld. Zonder partij, zonder leiding, zonder programma en zonder een duidelijk idee waar ze naartoe gingen, stonden gewone mensen van de armste wijken van Caracas op en begonnen ze hun lot in eigen handen te nemen.

De kwaliteit van de leiding is een sleutelelement in een revolutie, net zoals in een oorlog. En het is even belangrijk voor de contrarevolutionaire krachten als voor de arbeidersklasse. Nadat ze de macht in handen had genomen, begon de coalitie van bedrijfsleiders, politieke avonturiers en misnoegde legerofficieren onmiddellijk te ruziën en te splitsen over de vraag wat nu te doen. Geconfronteerd met het imposante protest van de massa stortten ze ineen als een kaartenhuisje. Het fiasco van de coup creëerde buitengewoon gunstige omstandigheden om in het offensief te gaan en een beslissende slag toe te brengen aan de contrarevolutie. Het staat buiten kijf dat het kapitalisme in Venezuela in april opgehouden had te bestaan indien Chavez het had gewild. Bovendien had die omverwerping op dat moment relatief vreedzaam kunnen verlopen, zonder een burgeroorlog.

Verschuiving in krachtsverhoudingen

Spijtig genoeg liet Chavez de kans voorbijgaan. In plaats van de massa op te roepen tot beslissende acties, trachtte hij tijd te winnen en zich te verzoenen met de contrarevolutionairen. Dat was een fatale vergissing. Als gevolg daarvan zijn de krachtsverhoudingen vandaag minder gunstig dan voordien. De reactionairen bewegen zich voorzichtiger, maar ze zijn opnieuw in het offensief via het gerechtelijk apparaat.

Op 11 augustus sprak het Hooggerechtshof voor de derde keer vier legerofficieren vrij die betrokken waren bij de coup in april. Dit duidt op een nieuwe en gevaarlijke fase in het conflict. De beslissing van het Hooggerechtshof is een slag voor president Chavez. Het toont onmiskenbaar dat de reactie zich hergroepeert en steun organiseert in de hoogste regionen van het staatsapparaat. De zet van het hof legde de fundamenten voor een gerechtelijke aanklacht tegen de president, wat dan weer de aanzet zal zijn voor een ‘legale’ coup.

Iedereen weet dat Chavez het slachtoffer was van een burgerlijk-militaire putsch waarin hij vermoord kon worden. Door de vrijspraak van de officieren trekt het Hooggerechtshof de legitimiteit van de regering in twijfel. Chavez heeft duidelijk de controle verloren over de top van het rechterlijk systeem. Onder druk van de bourgeoisie en het imperialisme heeft het wettelijk establishment in de praktijk de zijde gekozen van de putschisten tegen de democratisch verkozen regering.

De vrijspraak heeft de juridische deur geopend voor de opponenten van Chavez om zijn inbeschuldigingstelling en afzetting te eisen op basis van vermeende corruptie of andere criminele aanklachten. En dat zou de aanzet zijn tot een staatsgreep. Deze patstelling kan enkel worden opgelost door een openlijke strijd tussen de klassen. Manoeuvres aan de top of constitutioneel schaken kunnen die contradictie niet oplossen. Ze kan alleen opgelost worden in de straten, de fabrieken en de soldatenkazernes.

De manoeuvres van het Hof zijn slechts het topje van de ijsberg. De machtsvraag dringt zich onverbiddelijk op. Die vraag is heel simpel. Wie is de heer des huizes? Wie regeert? Wat zijn de opties? Chavez kan zijn grondwettelijke machten inroepen om een nieuwe constitutionele vergadering bijeen te roepen. In de praktijk zou dat het parlement, het Hooggerechtshof en andere overheidsinstellingen opheffen. De hele situatie zou tot een climax gedreven worden. Dat probeert Chavez nu juist te vermijden. Maar vroeg of laat is een openlijk gevecht onvermijdelijk. Het is enkel de vraag of dit zal gebeuren onder omstandigheden die gunstig zijn voor de krachten van de revolutie of die van de contrarevolutie.

Contrarevolutie in voorbereiding

Sinds de gebeurtenissen van april jl. hergroeperen de krachten van de contrarevolutie zich en organiseren ze een nieuw offensief. Een voormalige bondgenoot van Chavez, de ex-minister van Binnenlandse Zaken en Justitie Luis Miquilena, richtte onlangs een nieuwe politieke organisatie op, de Solidariteitspartij genaamd, als een verzamelpunt voor de reactionaire krachten. Miquilena roept op tot een grondwettelijk amendement om de presidentiële ambtstermijn te verkorten en hij zette de Venezolanen aan om “de straten in te nemen en te bezetten” zodat ze het Hof en het parlement kunnen dwingen om “legaal en grondwettelijk” van Chavez af te geraken. Miquilena’s nieuwe organisatie zweert samen met de oppositiepartij Democratische Actie om een reeks straatprotesten en stakingen te lanceren met als doel het ontslag van Chavez.

De pogingen van Chavez om een krachtmeting te vermijden, zijn fout ingegeven. De sociale spanningen in Venezuela bereiken stilaan het kookpunt, iets wat we kunnen aflezen uit de constante betogingen en tegenbetogingen. Eind augustus betoogden bijvoorbeeld ongeveer 100.000 mensen in de straten van Caracas tegen de uitspraak van het Hooggerechtshof. Gealarmeerd door de escalatie van geweld heeft Chavez de arbeiders opgeroepen om zich te ontwapenen, terwijl rapporten over de buurten van de middenklassers aantonen dat de vijanden van de regering zich juist tot de tanden bewapenen. Niettemin hebben de toespraken van Chavez de arbeiders er niet van weerhouden zich te bewapenen.

Bij gebrek aan een vastberaden revolutionaire leiding met een coherente strategie en actieplan kan de energie van de massa spijtig genoeg verkwist worden in een reeks geïsoleerde en ongecoördineerde botsingen en zelfs individueel terrorisme. Volgens de media openden twee gewapende burgers het vuur op de politie in West-Caracas op 2 augustus. Na de beslissing van het Hof zouden sluipschutters ook op een politiehelikopter geschoten hebben vanaf een dak in een arme buurt tijdens straatrellen door enkele honderden aanhangers van Chavez. De schutters zouden leden zijn van een groep genaamd Tupamaros, die werkt onder de stedelijke armen. Nochtans hebben de leiders van de Tupamaros de beschuldiging ontkend en gezegd dat ze enkel zouden handelen als deel van een grotere nationale volksbeweging om de revolutie te verdedigen. Het kon dus een provocatie zijn. Laat ons hopen dat dit waar is, want in het verleden werd in Argentinië en Uruguay al bewezen hoe desastreus de methodes van ‘stedelijke guerrilla’ zijn. De manier om de reactie te verslaan werd getoond in april, toen de coup werd afgeslagen door de BEWEGING VAN DE MASSA.

Het zou een ware tragedie zijn als het kolossale revolutionaire potentieel van de arbeidersklasse en de jeugd op een zijspoor zou komen door de zogenaamde stedelijke guerrilla. Er is geen nood aan geïsoleerde vuurgevechten met het leger en de politie (individueel terrorisme) – het soort incidenten dat de contrarevolutionairen kunnen gebruiken om de massabeweging te discrediteren en repressie te rechtvaardigen. Er is daarentegen nood aan serieuze voorbereidingen voor een gewapende opstand, een revolte van de massa, geleid door de arbeidersklasse en op nationaal niveau.

Industrieel proletariaat

Chavez werd in 1998 door ongeveer 80 procent (!) van de bevolking verkozen op basis van zijn radicale retoriek tegen het Amerikaans imperialisme en zijn voorstellen tot sociale hervormingen, de zogenaamde Bolivarische revolutie. Het Bolivarisch plan van Chavez bestaat enerzijds uit investeringen in sociale voorzieningen zoals gezondheidszorg en anderzijds uit wetten die de heersende klassen aanvallen. Meerbepaald gaat het over een wet op landhervorming (verdeling gronden onder de arme boeren), oliewetten over het staatsbezit en -controle van alle olie- en gasvelden en ook nog de wet op de visvangst die commerciële visvangst door grote bedrijven aan de kust sterk limiteert. Aangezien die wetten de belangen en winsten van de heersende klassen aanvallen, reageerden de bourgeoisie en het grootgrondbezit met kapitaalvlucht naar het buitenland om enerzijds hun kapitaal winstgevender te beleggen en om een economische crisis te veroorzaken zodat de regering van Chavez wordt ondergraven. Ook de buitenlandse investeringen daalden drastisch, met 54,3 procent (de oliesector niet meegerekend). De kapitaalvlucht en het opdrogen van buitenlandse investeringen zorgden voor een golf van bedrijfssluitingen, waardoor de werkloosheid steeg van 10 procent naar 16 procent. Daarbij komen nog de effecten van de wereldwijde economische crisis, wat alles samen zorgde voor een inkrimping van de Venezolaanse economie met 9,9 procent tijdens het tweede kwartaal van 2002.

Chavez heeft geen echt programma om die sluitingen tegen te gaan, zodat zijn aanhang onder het industriële proletariaat slinkt. Zij konden bovendien niet direct genieten van het Bolivarisch plan – geen van de bovenstaande maatregelen van Chavez had een directe positieve invloed op de situatie van de arbeiders in de fabrieken en bedrijven. Daarenboven heeft Chavez belangrijke subjectieve vergissingen begaan. Nadat hij zijn basis onder de arme boeren en een deel van de kleinburgerij had verstevigd door de wetten van het Bolivarisch plan, probeerde hij het industriële proletariaat voor zich te winnen door een aanval te lanceren op de rechtse vakbondsleiding, die elke interne vakbondsdemocratie verdrukt. In december 2000 organiseerde hij een referendum over de omvorming van de CTV, de grootste vakbondsfederatie, die vooral sterk staat in de overheidsbedrijven in onder meer de oliesector. De bedoeling was om met dat referendum de rechtse leiding weg te vegen. Het was een waar fiasco: 78 procent van de arbeiders bleef thuis en de meerderheid van de overige 22 procent verkoos opnieuw de rechtse leiding.

Waarom kon Chavez de arbeiders toen niet achter zich krijgen? Datzelfde jaar waren er onderhandelingen over nieuwe CAO’s op een moment dat de lonen aan het dalen waren. Op dat cruciale moment weigerde de regering te onderhandelen met de rechtse vakbondsleiding, die dat natuurlijk gebruikte om Chavez aan te vallen en de slechte lonen aan hem toe te schrijven. Bijgevolg weigerden de arbeiders zich achter hem te scharen en faalde zijn referendum voor de omvorming van de vakbond. De rechtse vakbondsleiding geraakte dus met een kleine minderheid van de potentiële stemmen verkozen. En van dan af vocht de bureaucratie van de CTV nog meer verbeten tegen het regime van Chavez, die hun kracht om een deel van de arbeidersklasse terug te winnen duidelijk had onderschat.

Dat werd nog bestendigd door een flater van Chavez in 2001. Bij de verkiezing van vakbondsafgevaardigden stelde hij voor om hen te verzamelen in een staatsvakbond. De geschiedenis van staatsvakbonden in Latijns-Amerika en de rest van de Derde Wereld kennende, zorgde dit voor nog meer wantrouwen onder de industriële arbeiders ten opzichte van Chavez. Dit zijn omstandigheden die de recuperatie in de hand werkten van een deel van de arbeiders door de vakbondsbureaucratie en aldus de coup hielpen voorbereiden.

Vandaag valt de vakbondsleiding de regering van Chavez trouwens opnieuw aan met het argument dat hij de onderhandelingen van honderden CAO’s uitstelt. Als de regering niet snel maatregelen neemt die het industrieel proletariaat ten goede komen (bv. nationalisering onder arbeiderscontrole van sluitende bedrijven en de sleutelsectoren van de economie), dan zullen vele arbeiders in het komende conflict geen kamp kiezen voor Chavez, onverschillig blijven en een deel zal zelfs de kant kiezen van de rechtse vakbondsleider Ortega met zijn politiek van klassencollaboratie.

De stemming kan veranderen

De krachtsverhoudingen zijn nog steeds gunstig voor de revolutie. Maar dat zal niet eeuwig blijven duren. In zo’n situatie kan de stemming van verschillende klassen snel veranderen. De tijd staat niet aan de zijde van de revolutie maar aan die van haar vijanden. Er is reeds kostbare tijd verloren. Na de mislukte coup waren de reactionaire krachten gedemoraliseerd en waren ze het noorden kwijt. Waarschijnlijk zijn ze die slag nog steeds niet volledig te boven gekomen. Recentelijk braken er gewelddadige protesten tegen Chavez uit in de rijke buurten van Caracas, vlakbij het paleis van Miraflores en het Hooggerechtshof. Toch namen slechts enkele honderden eraan deel. Dat lijkt erop te wijzen dat de middenklasse momenteel niet echt het lef heeft voor een zwaar gevecht.

Nochtans zal deze situatie niet eeuwig aanhouden. Zelfs nu is de prent niet helemaal duidelijk en toont ze tegenstrijdige tendensen. In de afgelopen weken gebruikten de ‘guardias nacionales’ traangas tegen aanhangers van Chavez. In het verleden ondergingen betogers tegen Chavez regelmatig dit lot. Dat vandaag ook de aanhangers van Chavez traangas mogen proeven, toont dat het werk van de contrarevolutionairen in het leger en de politie gewoon doorgaat en zijn vruchten begint af te werpen. Samen met de uitspraak van het Hof is dit een serieuze waarschuwing aan het adres van Chavez.

Toch zal hij al wel begrepen hebben dat het risico van inbeschuldigingstelling en afzetting met de dag stijgt. De volgende coup zal minder vredig zijn dan de vorige. Bijgevolg kan hij besluiten dat er niets anders op zit dan het bijeenroepen van een nieuwe algemene vergadering. Een dergelijke zet kan echter alleen slagen als hij de krachten mobiliseert die als enige de contrarevolutie kunnen bevechten en verslaan. Zijn enige hoop ligt in een oproep aan de massa van arbeiders, arme boeren en soldaten, over de hoofden van de bureaucraten en reactionaire officieren heen.

De economische crisis betekent nu de grootste bedreiging voor Chavez, die beloofde om de levensstandaard te verbeteren. Hij ondermijnt zijn sociale basis en steun door de beloften niet in te lossen. De massa kan niet overleven op een dieet van revolutionaire toespraken alleen. Als niets wordt gedaan om hun meest dringende problemen op te lossen, dan zal desillusie en apathie intreden. De reactionaire krachten zullen gebruik maken van dit voordeel en opnieuw in het offensief gaan. Dat is een zeer reëel gevaar. Recente opiniepeilingen tonen dat Chavez nog steeds de steun heeft van 25 à 30 procent van de Venezolaanse volwassen bevolking. Nochtans is dat een aanzienlijke daling ten opzichte van de populariteit die hij genoot na de coup. Twee derden van de bevolking zien werkloosheid, inflatie en persoonlijke onzekerheid als de drie belangrijkste problemen.

De wereldrecessie maakt het weinig waarschijnlijk dat de regering van Chavez over voldoende financiële middelen zal beschikken om de economie te stimuleren. Onder het kapitalisme is de enige mogelijke weg een verhoging van het geldaanbod door een muntdevaluatie of het drukken van meer bolivars (de Venezolaanse munt). Beide maatregelen zouden hyperinflatie veroorzaken waardoor de levensstandaard van de massa zou worden uitgehold en de economische crisis zich zou verdiepen, resulterend in een nog grotere afname van de industriële productie en hogere werkloosheid.

De economische crisis wordt nu al groter. Het fiscaal deficit wordt geschat op meer dan 8 procent van het BBP. Om dit tekort te dekken kondigde Minister van Financiën Tobias Nobrega aan dat de overheid de productie van olie zou verhogen met ongeveer 400.000 vaten per dag. Bronnen voorspellen dat de economie 5 à 6 procent zal krimpen dit jaar. De inflatie zal stijgen met 25 à 40 procent in 2002, zodat de levensstandaard verder zal afbrokkelen. De munt is snel aan het ontwaarden en volgens schattingen zijn meer dan 15 procent van de werkkrachten werkloos. De kapitaalvlucht is enorm, meer dan 80 miljard dollar is ondergebracht in het buitenland. Tezelfdertijd leeft 23 procent van de Venezolanen van minder dan 1 dollar per dag en 20 procent is chronisch ondervoed, volgens de laatste Human Development Index van de VN. De Venezolaanse econoom Gustavo Garcia waarschuwde dat het reële inkomen per hoofd dit jaar met 7 procent kan dalen. Dat zou betekenen dat het jaarlijkse inkomen van de gemiddelde Venezolaan, in constante waarden, tegen het einde van dit jaar gedaald zou zijn tot het niveau van 1961! (zie Stratfor, 25 juli 2002)

Geen terugkeer mogelijk

De Venezolaanse revolutie heeft het punt bereikt waarop geen terugkeer mogelijk is. Enkel een algemene mobilisatie van de arbeidersklasse en de boeren kan de revolutie redden. Ze moeten zich organiseren in democratisch verkozen revolutionaire comités en zich voorbereiden om de macht in eigen handen te nemen. De massa dient zich te bewapenen en zich voor te bereiden om de reactie neer te slaan overal waar ze de kop opsteekt. Dat is de enige garantie voor succes.

Eigenlijk is dit proces al gestart. De aanhangers van de revolutie zijn zich al aan het organiseren in de wijken, de fabrieken en zelfs de kazernes. We zagen de opkomst van comités over heel het land. Deze worden gecoördineerd op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Er zijn de Bolivarische comités, de Revolutionaire Volksvergadering van Zulia, de Volkscoördinatie van Caracas en onder de arbeiders het Democratisch Vakbondsblok van de Klassenstrijd. Die laatste eist onder andere het proces en de bestraffing van de organisatoren van de coup, de nationalisering van de media onder arbeiderscontrole, een glijdende loon- en prijzenschaal en een grondige nationalisering van de olie-industrie. Het Vakbondsblok werd oorspronkelijk opgezet in de industriële provincie Carabobo en heeft de steun van de syndicale delegaties van onder meer Ford, Mavesa, Firestone, Goodyear en General Motors en de regionale textiel-, elektriciteits- en andere vakbonden. Het is zich nu aan het verspreiden naar andere regio's. Een gelijkaardige organisatie is aanwezig in de provincie Aregua onder de arbeiders van de textiel-, metaal-, bier-, voedings- en papiersector en in de fabrieken van Iberia en Pepsi Cola.

In al deze organisaties bestaat er een kritische houding ten opzichte van de officiële organisatie van de Bolivarische beweging, de Beweging van de Vijfde Republiek (MVR). Veel leiders van de MVR worden ervan beschuldigd een saboterende rol te spelen. De comités willen dat de beweging verder gaat. Ze vroegen zelfs een bijeenkomst met Chavez om hun kritieken op de officiële organisatie te bediscussiëren en hem naar links te duwen.

De legertop staat onder druk van de Venezolaanse bourgeoisie en het imperialisme. Dat de greep van Chavez op het leger zwak is, werd reeds bewezen in april. Anderzijds toonden de gebeurtenissen van april ook dat een deel van het leger – waarschijnlijk een meerderheid – nog niet bereid is om de weg van de contrarevolutie te bewandelen. Dat geldt zelfs voor een deel van de officieren, maar nog meer voor de onderofficieren en de gewone soldaten. Er is nood aan acties om de revolutionaire elementen in het leger te verenigen en de reactionairen te isoleren. In elke kazerne moeten comités van soldaten en revolutionaire officieren gevormd worden om de contrarevolutionaire elementen te ontwapenen en te arresteren.

Het focuspunt van de contrarevolutie bevindt zich in de bestuursraden van bankdirecteurs en van de grote bedrijven. Als de macht van de bourgeoisie niet voor eens en voor altijd wordt gebroken, dan zal Venezuela nooit vrij zijn van de bedreiging van de contrarevolutie. Onteigen de kapitalisten, de bankiers en de grootgrondbezitters! Nationaliseer de banken en de grote bedrijven onder democratische controle en beheer van de arbeiders! Dat is de enige manier om de Venezolaanse revolutie veilig te stellen en vooruit te helpen.

Toch zou de overwinning van de revolutie in Venezuela niet het eindpunt zijn. Vanaf de eerste dag zou revolutionair Venezuela het hoofd moeten bieden aan een internationale oppositie. Gebruikmakend van hun knechtjes in de Organisation of American States (OAS) zou Washington proberen om een campagne te organiseren van sabotages, blokkades en zelfs directe militaire interventie tegen de revolutie. We zagen dit in het verleden in Cuba, maar we zagen daar eveneens dat de contrarevolutie verslagen kan worden. De enige manier om de Venezolaanse revolutie veilig te stellen is het aannemen van een resolute politiek van proletarisch internationalisme. De revolutie kan zich niet beperken tot Venezuela, maar moet zich verspreiden naar de andere landen van Latijns-Amerika en uiteindelijk naar de VS zelf. Geconfronteerd met revoluties over heel Latijns-Amerika zouden de VS niet kunnen tussenkomen. Integendeel, de Amerikaanse bourgeoisie zou zich gesteld zien tegen revolutionaire bewegingen in eigen land.

De Venezolaanse revolutie mag niet halfweg stoppen. Hugo Chavez zette het proces in gang, maar alleen de arbeiders en de boeren kunnen het afwerken door de macht in eigen handen te nemen. Als de Bolivarische Revolutie niet gereduceerd wil worden tot een holle frase, dan kan ze niet anders dan de socialistische revolutie in Venezuela betekenen. En de werkende klassen van Venezuela moeten op hun banier het doel van de Socialistische Verenigde Staten van Latijns-Amerika schrijven. Dat is het enige perspectief dat de uiteindelijke overwinning kan garanderen.

Dit artikel is gedeeltelijk een vertaling van Alan Woods’ artikel “Venezuela: The revolution at the point of no return” op www.marxist.com, 04/09/02