Luiz Inacio ‘Lula’ da Silva haalde op 6 oktober in de eerste ronde van de Braziliaanse presidentsverkiezingen 46,4 procent van de stemmen en stevent daarmee af op een overwinning in de tweede ronde. De kandidaat van de linkse Arbeiderspartij (PT) moet daarbij enkel nog José Serra verslaan, die slechts 23,2 procent haalde. Ciro Gomes, een andere linkse kandidaat die vierde eindigde met 12 procent, heeft al zijn steun aan Lula toegezegd. De waarschijnlijke overwinning van Lula zal de polarisatie tussen de klassen in Brazilië verder opdrijven en de strijd van de Latijns-Amerikaanse massa’s een hart onder de riem steken.

De armen en verdrukten van Brazilië hebben hun hoop op Lula gesteld. Door de continentale omvang van het land en de aanwezigheid van een wijd scala aan natuurlijke rijkdommen zou Brazilië een van de meest welvarende landen ter wereld kunnen zijn. In realiteit echter is Brazilië volgens cijfers van de Verenigde Naties een van de meest ongelijke landen, met een gapende kloof tussen stinkend rijke kapitalisten en grootgrondbezitters enerzijds en landloze boeren en bewoners van immense sloppenwijken anderzijds. De twintig procent rijkste Brazilianen hebben 64 procent van de nationale rijkdom, terwijl de twintig procent armsten slechts 2,2 procent hebben. Driekwart van de bevolking leeft in de steden maar dat wil niet zeggen dat ze werk vinden in de stedelijke industrie en diensten. Bijna de helft van de bevolking is werkloos of ondertewerkgesteld.

Hoe een land op de rand van de afgrond brengen?

Uittredend president Cardoso kwam in 1994 aan de macht met de steun van de Braziliaanse heersende klassen, die hem zagen als het enige alternatief op de populaire Lula. Heel het media-apparaat sloofde zich uit om Cardoso te promoten als een gematigd alternatief op de ‘extremist’ Lula. Daarbij kon Cardoso genieten van zijn populariteit onder de massa als (vroegere) linkse socioloog en criticus van de militaire dictatuur in de jaren '70. Maar eens aan de macht voerde Cardoso een politiek die haaks stond op alles wat hij in zijn radicale jaren had geschreven en gooide zijn land ten prooi aan een streng neoliberaal beleid.

Zijn regering privatiseerde de meest winstgevende overheidsbedrijven en banken, zogezegd om met dat geld de schulden af te betalen. Nochtans nam de buitenlandse schuld exponentieel toe van 148,3 tot 228,6 miljard dollar. Intussen besnoeide de overheid drastisch in haar sociale uitgaven. In 1995 spendeerde het regime nog 20,3 procent van haar belastingsinkomsten aan onderwijs, vandaag nog slechts 8,9 procent. Langs de andere kant steeg het deel van de inkomsten dat gaat naar afbetaling van de intresten op de schulden van 24,9 procent naar 55,1 procent. Onder druk van het imperialisme opende Cardoso de Braziliaanse markt voor goedkope – want gesubsidieerde – landbouwproducten en andere producten uit het noorden waarmee de Brazilianen niet kunnen concurreren. Multinationals kregen vrij spel om de bevolking en de natuur uit te buiten. Ons 'eigen' Tractebel, filiaal van de Frans-Belgische groep Suez-Lyonnaise des Eaux en een van de belangrijkste spelers in de energiesector, mocht bijvoorbeeld voor een spotprijs het overheidsbedrijf Gerasul kopen. Het kreeg een bouwvergunning voor een stuwdam waarover veel milieuspecialisten zich vragen stellen maar waarvoor wel ongeveer 500 families verdreven werden zonder schadeloosstelling.

In 2002 verslechterde de economische toestand nog als gevolg van de wereldcrisis en besmetting door het Argentijns debacle. Sinds januari devalueerde de Braziliaanse munt, de real, met meer dan veertig procent. Hoewel de intrestvoeten een achttien à twintig procent bedragen, loopt de kapitaalvlucht toch op tot twintig miljard dollar. Brazilië kon in augustus nog een crisis vermijden door een lening van het IMF ter waarde van dertig miljard dollar. De VS hadden zware druk uitgeoefend om deze lening toe te kennen omdat ze beseffen dat een crisis in Brazilië – na die in Argentinië – heel het continent zou meesleuren en dat zou de Amerikaanse plannen voor een continentale vrijhandelszone in gevaar brengen. De denktank Stratfor analyseert terecht dat deze lening “voldoende kan zijn om de investeerdervlucht tijdelijk af te remmen. Nochtans zal het hoogstens het onvermijdelijke even uitstellen.” Brazilië kan een crisis niet vermijden.

De ‘Lula-factor’

Bovenop de structurele problemen van de economie veroorzaakte het succes van Lula in de opiniepeilingen de afgelopen maanden kapitaalvlucht uit Brazilië. Hij had zich voordien immers kritisch uitgelaten over de eisen van het IMF en de terugbetaling van de schulden. Meer in het algemeen vrezen ‘investeerders’ dat hij zal overgaan tot antikapitalistische hervormingen.

Lula komt inderdaad uit socialistische middens. Gedurende de jaren ’70 maakte hij furore als militante vakbondsleider die vocht tegen de militaire dictatuur en de uitbuiting van de arbeiders. In 1980 richtte hij mee de PT (Arbeiderspartij) op, een massapartij die voortkomt uit de vakbonden (CUT), linkse intellectuelen, bevrijdingstheologen, radicale partijtjes en sociale bewegingen van armen uit de steden en het platteland. Vanaf het begin domineerde de arbeidersvleugel en voerde de partij een socialistische retoriek, die echter niet werd aangevuld door een duidelijk overgangsprogramma naar het socialisme. Net zoals in de Europese socialistische partijen van begin 20ste eeuw koppelde de leiding van de PT vurige speechen over het socialisme aan een vage strategie. Eens ze de staatsmacht zouden veroveren zou alles blijkbaar vanzelf gaan.

Tegen 1985 had de arbeidersklasse zich zo goed georganiseerd dat ze de militaire junta ten val bracht. In 1989 was Lula slechts twee procent verwijderd van het presidentschap, ondanks de boycot van de burgerlijke instellingen en de media. De PT veroverde echter wel verschillende posities op stedelijk en gemeentelijk vlak, onder andere in Porto Alegre, de hoofd stad van Rio Grande do Sul. De partij maakte van die posities gebruik om enkele sociale veranderingen door te voeren, waarvan de bekendste het zogenaamde Participatief Budget is (PB).

De inname van posities en de eenzijdige oriëntatie op het PB transformeerde evenwel (gedeeltelijk) de aard van de PT. Het is hier niet de plaats om onze kritiek op het PB te herhalen*. In essentie vinden wij dat het PB een middel is dat de arbeiders- en andere sociale bewegingen betrekt bij het beheer van het kapitalisme en zich beweegt binnen de grenzen die door het neoliberalisme worden opgelegd. Dat de Wereldbank de loftrompet steekt voor het PB, zegt al genoeg. Wij staan trouwens niet alleen met onze kritiek, de linkerzijde van de PT denkt er ook zo over.

De PT-leiding is zich gaan nestelen in de burgerlijke staat en het kapitalisme mee gaan beheren juist doordat ze overheidsposities ging bekleden zonder echt over een duidelijk overgangsprogramma naar het socialisme te beschikken. Bijgevolg is de partijtop zich steeds meer gaan bureaucratiseren. Tijdens de presidentsverkiezingen van 1994 uitte zich dat in een matiging van de eisen en de vervanging van ‘het socialisme’ door ‘de democratie’. Die verwatering heeft natuurlijk ook te maken met de ineenstorting van de stalinistische Sovjetunie, waardoor het socialisme als alternatief begraven leek. De enige optie die zogezegd overbleef, was het kapitalisme op een menselijke manier te besturen, zo verkondigde althans de sociaal-democratie en de PT-leiding nam een iets linksere variant van die theorie aan.

Ondanks die matiging greep Lula ook in 1994 en later in 1998 naast het presidentschap. Dat kwam enerzijds door de neoliberale aanval van het kapitaal en de tijdelijke neergang van de arbeidersstrijd in de jaren ’90, wat onvermijdelijk een effect had op de aanhang en uitstraling van de PT. Anderzijds kon Cardoso zich opwerpen als de beste verdediger van de nieuwe sociaal-democratische ideeën (o.a. door het Plan Real) en genoot hij de steun van de bourgeoisie. De verrechtsing van de sociaal-democratie leidde evenwel tot het overnemen van liberale ideeën en Cardoso werd uiteindelijk de voorman van het neoliberalisme in Brazilië. Zeker vanaf de financiële crisis van 1998 en de effecten daarvan voor de bevolking geraakte het beleid van Cardoso steeds meer in diskrediet.

Tegen het begin van de 21ste eeuw was de situatie dus volledig veranderd. Over heel Latijns-Amerika ontstonden massabewegingen tegen het neoliberalisme en zeker tegen privatiseringen. De PT hinkt echter – net zoals de massapartijen van de arbeidersklasse overal ter wereld – achter op deze verandering in de samenleving en in het bewustzijn van de massa. Bijgevolg was de huidige campagne voor de verkiezing van Lula de meest makke ooit.

Zo verzet Lula zich niet meer tegen privatiseringen op zich, maar wil hij die privatiseringen op een menselijke manier doorvoeren, alsof dit een optie zou zijn. En toen ‘investeerders’ hun kapitaal begonnen terug te trekken uit Brazilië uit vrees voor een overwinning van Lula, vlogen José Dirceu, de voorzitter van de PT, en Guido Mantega, de economische adviseur, onmiddellijk naar Wall Street en Europa om bankiers en andere kapitalisten gunstig te stemmen. Ze beloofden daar dat een regering onder Lula de buitenlandse schulden zou afbetalen en de voorwaarden van het IMF bij de recente lening van 30 miljard dollar zou respecteren. De reactie van de Financial Times om de paniek van de investeerders tot bedaren te brengen, doet trouwens het ergste vermoeden. Als een van de belangrijkste burgerlijke kranten de leiders van de PT omschrijft als 'goede beheerders', dan vragen wij ons af wiens kamp die leiders hebben gekozen.

Lula en de bourgeoisie

De PT-leiding denkt dat Lula slechts president zal zijn indien hij ook de kiezers in het centrum kan winnen. Zij zien echter niet dat de kiezers onder druk van verhevigde klassenstrijd en een veranderende wereldsituatie zich juist van het centrum weg bewegen. De samenleving is steeds meer aan het polariseren tussen links en rechts. De verdrukte klassen stemmen niet op Lula omdat hij zich gematigd opstelt. Ze stemmen op hem omdat ze verwachten dat hij verandering zal brengen.

Nochtans beschouwt de partijtop de overwinning van Lula in de eerste ronde als een bevestiging van haar politieke visie, die neerkomt op klassencollaboratie. Om rechtse kiezers en een deel van de bourgeoisie aan te spreken sloot Lula een alliantie met de Liberale Partij van José Alencar, een machtige textielkapitalist die nu onder Lula vice-president zou worden. Nochtans staan de programma’s van beide partijen lijnrecht tegenover elkaar en zijn de liberalen verbonden met de Pentecostal Church, een rechtse protestantse kerk die steeds een grote vijand was van de PT. Door een alliantie aan te gaan met Lula poogt een deel van de Braziliaanse bourgeoisie haar greep op de PT-leiding te versterken, vanuit het perspectief dat alleen nog de PT de massa zal kunnen in toom houden als ze in actie schiet. Het gaat hier vooral om industriële kapitalisten, die zelf vaak moeite hebben met de concurrentie vanuit de VS. De PT-leiding werpt zich dus in haar huidige programma op als de verdediger van het Braziliaans industrieel kapitaal, hoewel dit een rechtstreekse vijand is van de Braziliaanse arbeidersklasse! De situatie in Braziliaanse bedrijven is vaak nog slechter dan in die van multinationals. Een aanzienlijk deel van de militanten van de PT is dan ook niet opgezet met die alliantie.

Ondanks die draai van de PT blijft de Braziliaanse bourgeoisie verdeeld over haar steun voor de PT. De meerderheid steunt nog steeds Serra, die tweede eindigde in de eerste ronde en de kandidaat is voor de partij van Cardoso. Ook de imperialisten hebben zo hun twijfels bij de bekering van Lula. Hij staat immers bekend om zijn vroegere kritieken op het Amerikaans imperialisme: tegen de boycot van Cuba, tegen de uitbreiding van de Amerikaanse militaire macht onder het mom van de oorlog tegen drugs in Colombia en vooral ook tegen de Free Trade Area of the Americas, een vrijhandelszone onder de dominantie van de VS. Bijgevolg zet het kapitaal ook nu weer alle middelen in om de PT te discrediteren.

Indien Lula toch wint in de tweede ronde dan zal de heersende klasse alles doen om haar greep op hem te versterken. Hoewel de PT ook in het parlement vooruit is gegaan, blijft de partij in een minderheid. Lula zal dus sterke tegenwind krijgen als hij progressieve maatregelen tracht door te voeren. De bourgeoisie zal de PT trachten om te vormen tot een soort New Labour. Het probleem is echter dat daar in Brazilië niet echt ruimte voor is wegens de lamentabele levensomstandigheden van veel arbeiders en boeren. Maar bovenal is er geen ruimte omdat Brazilië in crisis is en de heersende klasse dus geen kleine toegevingen kan doen. New Labour kraakt ook in moederland Groot-Brittannië in al haar voegen vanwege de aanstormende recessie en de turbulente wereldsituatie. Een ‘New PT’ zal dus nog veel minder leefbaar zijn, zeker door de invloed van de massabewegingen in de rest van Latijns Amerika op de Braziliaanse arbeiders en boeren. En wanneer blijkt dat de bourgeoisie de PT niet kan controleren dan zullen ze overschakelen op het scenario van Venezuela (of Chili onder Allende): discrediteren, boycotten en voorbereiding van een coup indien nodig.

Sociale basis van Lula

De bourgeoisie heeft niet zozeer schrik van Lula zelf als wel van zijn aanhang onder de arbeiders en andere verdrukte lagen van de bevolking. João Pedro Stedile, de leider van de Braziliaanse Beweging van Landloze Boeren (MST) die zich vaak kritisch uitlaat over de politiek van de PT-leiding, stelde het als volgt: “De PT nam een electorale tactiek aan die niet links is. Het is een centrumtactiek. Die had zijn redenen. Maar ik geloof dat Lula’s overwinning, meer dan de allianties, een symbool zal zijn voor de gedepolitiseerde mensen die tot zichzelf zullen komen en zullen opstaan. Bijgevolg kan een overwinning voor Lula een nieuwe opkomst van een massabeweging in Brazilië stimuleren.” (zie www.rabble.ca)

Ondanks de bureaucratisering blijft de PT stevig verankerd in de linkse sociale bewegingen. Onder druk van de heersende klasse zal de partijleiding zich proberen los te maken van die sociale basis, maar niets zegt dat zij daarin zullen slagen. De huidige situatie in Latijns Amerika en de rest van de wereld is zeer wankel aan het worden. In Brazilië loopt de mobilisatie van de massa achter op de rest van het subcontinent aangezien zij hun hoop hebben gesteld op Lula en wachten op een politieke oplossing voor hun miserie. Wanneer echter blijkt dat vanuit de politiek geen oplossing komt, dan zal het zwaartepunt verschuiven naar het sociale en zullen de verdrukte klassen zelf in actie komen. Hetzelfde zagen we in Peru waar Toledo werd verkozen met een enorme aanhang onder de armen op basis van een populistisch programma (hoewel de samenstelling van zijn partij sterk verschilt van de PT). Toen Toledo toch overging tot privatiseringen en andere kapitalistische maatregelen, kwamen de verdrukte klassen zelf op het toneel van de strijd met stakingen, betogingen enzovoort tegen Toledo en dat juist in de regio’s waar hij de meeste stemmen had gehaald! Eenzelfde lot staat Lula te wachten als hij toegeeft aan de druk van de bourgeoisie en het imperialisme. Wanneer hij zelf weigert te verlinksen dan zal dit enorme mogelijkheden openen voor meer radicale leiders.

Het klassenkarakter van een regering hangt echter niet alleen af van de verkozen president, noch van het programma waarop hij verkozen is. In de gegeven omstandigheden is veel mogelijk. De leiding van de PT kan evengoed naar links gestuwd worden door de mobilisatie van haar sociale basis. Het karakter van een regering onder Lula hangt uiteindelijk af van de krachtsverhoudingen tussen de klassen en de internationale context van crisis en strijd. Op wiens deuntje zal Lula dansen? Dat van arbeid of kapitaal? De Internationale of de Dodenmars?

* Die kan u lezen in Vonk nr. 193 of op www.vonk.org/CallReadOnly.asp?artikelID=250

In het Vlaams Marxistisch Tijdschrift van september 2002 staat een interessante bijdrage over Brazilië van Andréia Galvão.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 322 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken