Als je een schoolvoorbeeld zou zoeken van het gebrek aan berichtgeving door de internationale kapitalistische media over een belangrijke gebeurtenis in de arbeidersbeweging, dan is Libanon het meest recente geval. Vorige week vond er een algemene 24-urenstaking plaats in Libanon, maar elders werd dit amper bericht.

De Daily Star vermeldde:

“Woensdag werd de algemene staking van donderdag voorbereid, toen de overkoepelende vakbondsfederatie (General Labor Confederation, GLC) het Ministerie van Werkgelegenheid waarschuwde voor klachten tegen werkgevers die hun personeel een betaalde verlofdag zouden weigeren tijdens de staking. Vakbonden en leerkrachtenbonden riepen op voor een staking gedurende een dag, als protest tegen het begrotingsontwerp van 2004. Een onpopulaire maatregel is onder meer Artikel 12, dat de privatisering voorschrijft van openbare ziekenfondsen die gezondheidszorg en naverzorging dekken voor leraars aan openbare scholen en de Libanese Universiteit (LU), evenals voor ambtenaren. (…)

“De arbeiders zijn vastbesloten te protesteren tegen de al te karige fondsen die de regering toekent aan sociale ministeries zoals Gezondheidszorg en Onderwijs. Tevens drukken zij hun afkeuring uit over belastingverhogingen en eisen ze van de overheid een aanpassing van de salarissen in de openbare sector, die bevroren zijn sinds 1996. De staking van donderdag zal de economie lamleggen als het werk wordt stopgezet in vitale voorzieningen zoals de haven en luchthaven van Beiroet, Electricité du Liban, LU, banken en openbare en private scholen. Taxichauffeurs, werknemers van de Nationale Sociale Zekerheidskas en meerdere andere vakbonden zeiden dat ze ook zouden staken.”

“Politieke partijen waaronder de Progressieve Socialistische Partij, de Amal Beweging, de Baath Partij en de Syrische Sociale Nationale Partij, die allen vertegenwoordigd zijn in het parlement en in de regering, verkondigden deel te zullen nemen aan de staking. De deelname van pro-regeringsgroepen deed de angst rijzen dat de staking politiek zou uitgebuit worden. Ondanks de verklaringen van de GLC voorzitter Ghassan Ghosn, die het ‘niet-politieke karakter van een activiteit binnen de arbeidersbeweging’ benadrukte, vreesden verschillende bonden dat hun oppositie zou gebruikt worden voor politieke vereffeningen tussen President Emile Lahoud en Premier Rafik Hariri.”

Donderdag werden de straten dan eindelijk bezet door duizenden stakende arbeiders. “Waar zijn onze rechten?” riepen de arbeiders. De staking was alomvattend: scholen en universiteiten gingen dicht en vluchten via de internationale luchthaven van Beiroet liepen vertraging op. “Arbeiders, boeren en leerkrachten zeggen neen tegen honger” las een spandoek dat werd meegedragen door de menigte, marcherend langs een drukke hoofdweg naar de regeringsgebouwen.

Eerste Minister Rafik Al Hariri zei de eisen te begrijpen voor meer fondsen voor sociale diensten, maar beklemtoonde dat de schatkist over onvoldoende middelen beschikt. “De bedragen die gevraagd worden door bepaalde ministers... zouden het begrotingstekort nog kunnen doen toenemen”, zei Hariri, die momenteel begonnen is met de staatsschuld af te bouwen. Deze bedraagt meer dan 30 miljard dollar en fnuikt de economische groei.

De Gulf Daily News berichtte:

“Het begrotingsontwerp voor 2004 zal de uitgaven slechts licht verhogen en vermeldt geen nieuwe inkomsten, maar sommige politici hebben het veroordeeld als een aanval op de armen. De bonden, gesteund door de Libanese partijen van de linkerzijde, vragen meer loon, meer sociale diensten, minder belastingen en administratieve hervormingen om komaf te maken met verspilling en vriendjespolitiek.

“Meerdere vluchten vanuit Beiroet werden verzet naar de late namiddag nadat een deel van het grondpersoneel niet opdaagde voor het werk, zo zei een kaderlid van de luchthaven. Sommige lagere kaderleden deden mee met de staking, maar voor de commerciële banken was dit een dag als een ander. Mona, een stakende lerares, zei: "Wij zijn het die altijd voor de fouten van de regering boeten. Terwijl de politici het onder elkaar uitvechten, krijgt de gewone man de zwaarste klappen.”

De Wereldbank heeft Libanon opgeroepen om verregaande economische hervormingen door te voeren (m.a.w.: privatiseringen), om financiële onrust te vermijden. Het land kreunt onder een staatsschuld van 30 miljard dollar. Er werd 4 miljard dollar aan steun beloofd, op voorwaarde van een sneller vrijmaken van de Libanese rijkdom voor buitenlandse investeerders. De Wereldbank zei dat Libanon fiscale discipline nodig heeft om de staatsschuld af te bouwen.

Om te begrijpen wat er aan de hand is, moeten we de volgende zaken in het achterhoofd houden: voor de burgeroorlog van halverwege de jaren ’70 ontwikkelde Libanon een kapitalistische economie met een minimum aan overheidsvoorschriften. Beiroet werd het centrum van het Midden-Oosten voor de bankwereld en investeringen. Van 1975 tot 1990 zorgde de oorlog echter voor een grondige verstoring in de meeste economische sectoren en de vernietiging van structuren en infrastructuur, naar schatting equivalent aan 25 à 30 miljard dollar. Terwijl de oorlog de Libanese economie kelderde, beleefde de rest van het Midden-Oosten een economische bloeiperiode, en verhuisden vele bedrijven naar andere centra in de regio. De Libanese economie ging echter niet volledig ten onder tijdens de oorlog, voornamelijk dankzij buitenlandse hulp aan concurrerende milities zodat de economie nog in zekere mate draaiende bleef.

Na de massale vernietiging tijdens de oorlogsjaren is de Libanese economie sinds 1991 aan een heropleving toe, mede dankzij buitenlandse hulp. De jaarlijkse inflatie, die nog 500 procent bedroeg in 1987, kwam halverwege de jaren ’90 onder controle en was laag bij het begin van de 21ste eeuw. Er zijn zo’n 1,6 miljoen Libanese arbeiders, naast 1 miljoen Syrische arbeiders. Naar schatting 62 procent van de werkgelegenheid wordt gerealiseerd in de dienstensector, met toerisme, handel, overheid en financiën. Ongeveer 31 procent van de werkkrachten is aan de slag in de industrie, waaronder productie, constructie en mijnbouw. De resterende zeven procent is werkzaam in de landbouw. Al deze sectoren worden getroffen door de Libanese financiële crisis. De schuld van Libanon groeit dagelijks terwijl de overheid naar het conflict in het Midden-Oosten wijst als oorzaak voor het uitblijven van investeringen in het land.

De staatsschuld, die meer dan 165 procent van het bruto nationaal product bedraagt, wordt voor het einde van dit jaar geraamd op meer dan 178 procent. Volgens cijfers van het Ministerie van Financiën voor het eerste kwartaal van 2002, bedroegen de rentebetalingen 86 procent van de totale inkomsten en kostten ze 1,52 biljoen Libanese Pond aan aflossing alleen al in april. Dit jaar is minstens even erg. De depositeurs hebben hun gelden snel omgezet in dollars als gevolg van een verminderde kapitaalstroom vanuit het buitenland. Depositogelden in dollars bedragen nu 73 procent van het totaal, tegenover 61 procent twee jaar geleden, en voor de eerste keer in vele jaren is er een vermindering in het totaal aan bankdeposito’s.

Nu Libanon zijn buitenlandse reserves aanspreekt om de munt op peil te houden, wordt het moeilijker om de buitenlandse schuld te betalen aan de imperialisten die privatiseringen eisen. Zij willen dat de opbrengst van de muntverkoop gebruikt wordt om de schulden af te betalen. De regering hoopt hiermee niet minder dan zeven miljard dollar te genereren.

Hoe sektarisch geweld vermijden?

De privatisering van de Libanese staatsbedrijven zou de delicate en ingewikkelde verhouding van sektarische krachten in het land uit evenwicht kunnen brengen. Het zou met andere woorden een nieuwe burgeroorlog kunnen veroorzaken. In zo’n conflict zou de Hezbollah waarschijnlijk de macht verwerven over Zuid-Libanon, met een nieuwe Israëlische invasie tot gevolg. De enige hoop een dergelijke ramp te vermijden ligt in de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse. De recente algemene staking toont aan dat het potentieel voor actie van de arbeiders aanwezig is. Een dergelijke actie doorkruist altijd etnische verschillen. De arbeiders van alle nationaliteiten, religies en verschillende etnische groepen komen samen in een gemeenschappelijke strijd. De BBC berichtte:

“Libanese arbeiders kwamen donderdag in dichte drommen op straat na de oproep van de vakbonden voor een algemene staking als protest tegen de zeven jaar lange bevriezing van de lonen. De actie hield vluchten vanuit Beiroet op gedurende zeven uur, terwijl de meeste werknemers van het openbaar vervoer thuisbleven en bedrijven en overheidsinstellingen gesloten waren. De stakers kwamen samen buiten de regeringsgebouwen, waar de regering vergaderde over de begroting van 2004...

“Het budget voor het volgende jaar geeft weinig marge voor extra sociale uitgaven, en verhoogt de BTW een tweede keer in drie jaar. De bonden en sommige politieke partijen roepen om lagere belastingen en meer uitgaven voor de sociale zekerheid met het oog op de hoge werkloosheid van twintig procent. Ze zeggen dat een transparantere boekhouding bij de overheid de uitgaven zou compenseren.”

Leiders van de vakbondsfederatie GLC wijzen erop dat de regering reeds 270 miljard Libanese Pond (180 miljoen dollar of 105 miljoen pond) schuldig is aan de sociale zekerheid, en waarschuwen ervoor dat zwangerschaps- en ziekteverlof zouden verdwijnen aan het einde van dit jaar tenzij de schuld wordt afgelost. Om het gevaar van een sektarische burgeroorlog te vermijden, met alle mogelijkheden voor een nieuwe bezetting door Israël of botsingen tussen Libanese en Syrische arbeiders, is het noodzakelijk voor de GLC de arbeidersklasse te organiseren rond een offensief programma dat de arbeiders aan de macht moet brengen. De arbeidersklasse in Libanon moet drie vragen aanpakken vanuit een internationaal perspectief: de buitenlandse schuld moet worden kwijtgescholden; er moet worden gebouwd aan de eenheid van Libanese en Syrische arbeiders; en er moet gestreden worden voor de eenheid van alle arbeiders van het Midden-Oosten, met inbegrip van de Palestijnen en de Israëli’s.

Wij, de marxisten in Israël, doen een oproep aan de arbeidersklasse, onze broers en zussen, aan alle arbeiders van deze regio, om zich te verenigen tegen de kapitalistische klasse – of het nu gaat om Israëlische of Arabische uitbuiters: zij zijn allemaal onze vijand.

De algemene staking in Libanon is gericht tegen een politiek die overeenkomt met diegene waartegen de Israëlische arbeiders hebben gestaakt. Overal is deze dezelfde – besparingen in openbare uitgaven, afvloeiïngen, privatiseringen – en ze is altijd gericht tegen de arbeiders. Dit toont dat de arbeiderssolidariteit over de grenzen heen geen utopisch concept is. Zij kan in de praktijk worden verwezenlijkt. De bazen verenigen zich over de grenzen heen wanneer hun vitale belangen op het spel staan. Waarom zouden de arbeiders hier niet toe in staat zijn?

Toen de Israëlische machthebbers recentelijk een staking in de havens trachtten te onderdrukken, riepen zij de hulp in van Egyptische en Jordaanse kapitalisten om hun havens beschikbaar te stellen. Als het gaat om hun strijd tegen de arbeiders, dan vinden de kapitalisten van al deze landen elkaar in de gemeenschappelijke belangen. Daarom moet onze slogan zijn: “Niet volk tegen volk, maar klasse tegen klasse”. We mogen de bazen niet toestaan ons te verdelen en op te zetten tegen elkaar. Het is de verantwoordelijkheid van de vakbondsleiders in alle landen te verzekeren dat deze eenheid wordt omgezet in concrete solidaire actie.

De enige oplossing voor het probleem van de arbeiders van alle landen in deze regio ligt in een gezamenlijke strijd doorheen de hele regio, met als doel de oprichting van een Socialistische Federatie van het Midden-Oosten. Dit zou een socialistische federale staat van Israëlische en Palestijnse arbeiders inhouden, op het grondgebied van het volledige historische Palestina, binnen een ruimere socialistische federatie van het gehele Midden-Oosten. De algemene staking in Libanon, samen met de recente stakingen in Israëlde recente stakingen in Israël, gunnen ons een blik op wat in de toekomst mogelijk zou zijn. In alle landen van het Midden-Oosten zullen we dergelijke stakingen zien. De opdracht is deze te bundelen in een gemeenschappelijke, internationale beweging van de arbeidersklasse.

We zijn ons sterk bewust van de vele obstakels die de imperialisten hebben gelegd. Zij hebben vooral de nationale kwestie gebruikt om een mijnenveld te creëren voor arbeidersstrijd en –solidariteit. Nochtans is de crisis van het kapitalistische systeem onverbiddelijk. Ze verplettert de arbeidersklasse in alle landen – en veroorzaakt eenzelfde reactie van de arbeiders in alle landen. Dit maakt het perspectief van de arbeidersklasse die de macht neemt in naam van alle onderdrukte lagen erg realistisch. Al wat ontbreekt is een revolutionaire leiding aan het hoofd van elke nationale beweging, die in staat is al de arbeiders samen te brengen in een gezamenlijke strijd. De dag waarop deze leiding gevormd is, zullen alle reactionaire regimes in Israël, Egypte, Jordanië, Libanon enzovoort in elkaar storten.