(Dit artikel is een aangepaste versie van het edito van het Nederlands marxistisch tijdschrift Revolutie) De enorme prijsstijgingen, vooral van energie, destabiliseren de situatie in Nederland. Zelfs de vakbondsleiding van polderaars wordt gedwongen om automatische prijscompensatie te eisen (indexatie). De heersende klasse is bang en probeert de werkende klasse rustig te houden.

De enorme stijgingen van de energieprijzen leiden tot zeer terechte zorgen bij een groot deel van de werkende klasse en middenklasse in Nederland en andere landen. Iedereen kent wel iemand die de pineut is, een persoon of gezin dat ineens honderden euro’s meer per maand kwijt is aan de energierekening.

Naast de hoge energierekeningen is er natuurlijk ook nog sprake van de inflatie in de rest van de economie. In augustus was deze volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 12 procent, een record dat het vorige record van 11,1 procent in januari 1975 oversteeg.

Om dezelfde koopkracht te kunnen behouden, moeten de lonen en uitkeringen dus met 12 procent stijgen. Dit feit, samen met de onhoudbare situatie voor veel arbeiders, leidt tot druk op de vakbondsleiding om hogere eisen te stellen. De FNV (de grootste vakbond) is, zelfs onder leiding van polderaar bij uitstek Tuur Elzinga, nu officieel voorstander geworden van automatische prijscompensatie – ofwel, lonen die meestijgen met de inflatie.

De kapitalisten worden hier bang van. Ze worden niet bang van vakbondsleiders als Elzinga, van wie ze weten dat hij altijd bereid is om tot een matig compromis te komen, maar van de gewone werkers die opkomen voor hun rechten. De recente staking bij de NS (de spoorwegmaatschappij) was zeer strijdbaar en leidde tot een broodnodige betere cao. Het heeft de werkers zelfverzekerder gemaakt en het idee versterkt dat ‘staken loont’. Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) verkondigde duidelijk de zorgen van de heersende klasse met zijn uitspraak tijdens Goedemorgen Nederland: “Ik hoop niet dat staken het nieuwe onderhandelen wordt.”

Tegelijk weet de heersende klasse dat er iets gedaan moet worden, omdat de situatie nu al de spuigaten uitloopt. Als er niets gebeurt en er een explosieve toename van armoede en faillissementen komt, dan destabiliseert dat de situatie nog verder.

Prinsjesdag (de jaarlijkse troonrede) liet deze tegenstrijdige situatie goed zien. Koning Willem-Alexander, uitgejouwd door een groep verwarde maar duidelijk ontevreden demonstranten, moest vertellen wat het kabinet allemaal gaat uitvoeren om de werkende klasse en middenklasse te compenseren en kalm te houden.

Er wordt zo’n 18 miljard uitgegeven om de stijgende kosten tegen te gaan, in de vorm van lagere belastingen, een energietoeslag voor de laagste inkomens, hogere huur- en zorgtoeslagen en een stijging van het minimumloon met 10 procent. De belangrijkste maatregel is echter het prijsplafond voor de energierekening, waardoor de prijzen voor de gewone burger niet hoger worden dan die van januari 2022. Dit is in feite een grote subsidie aan de energiebedrijven, die betaald wordt, deels door de oliebedrijven, maar grotendeels vanuit overige publieke middelen.

Dat een centrumrechts kabinet nu met al deze maatregelen komt is niet omdat het ineens het licht heeft gezien en een ‘sociaal/links’ beleid wil voeren, maar om de boel zoveel mogelijk bij elkaar te houden. Het wil zelf de regie houden en probeert via dit soort maatregelen te voorkomen dat de werkende klasse zelf hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden gaat eisen.

Op tegenstrijdige wijze is het juist dankzij de inflatie dat het kabinet-Rutte IV dit nu kan uithalen. De inflatie houdt namelijk ook in dat de waarde van de staatsschuld relatief lager wordt ten opzichte van het bbp, zolang in ieder geval het bbp blijft groeien. Daarnaast krijgt de Nederlandse staat meer inkomsten binnen van de btw en de mijnbouw (olie en gas). De extra mijnbouwheffing ondermijnt geenszins de superwinsten die de oliebedrijven maken.

De heersende klasse hoopt dat volgend jaar de oorlog in Oekraïne voorbij is en de internationale situatie weer stabiliseert, waardoor de prijzen weer iets omlaag gaan en ze de buitengewone maatregelen weer kan afbouwen. Dit is echter geenszins zeker. Zelfs als de oorlog over enkele maanden voorbij is, betekent het niet dat alle bijkomende energiechaos opgelost is, dat alle gaspijpleidingen weer functioneren, enz.

Wat wel zeker is, is dat met een aanstaande recessie in Europa en op wereldschaal, de omstandigheden voor de Nederlandse staat minder gunstig worden. Economische stagnatie of krimp, in combinatie met hogere bankrentes, is het scenario. De maatregelen van Prinsjesdag 2022 kunnen niet herhaald worden. De staatsschuld gaat een grotere last worden en we kunnen verwachten dat de kapitalistische klasse op een gegeven moment opnieuw gaat pleiten voor bezuinigingen en ‘harder werken’.

Dit is absoluut geen fijn scenario voor de kapitalisten, die tegenover een groeiende strijdbaarheid van de werkende klasse komen te staan en jaren van botsingen tegemoet kunnen zien. Voor ons is dit echter het perspectief waarop we ons en de arbeidersbeweging noodzakelijk moeten voorbereiden.

De compensatiemaatregelen van het kabinet laten zien dat er sprake is, niet van compassie, maar van angst. Laten we die angst van de heersende klasse waar maken, met een strijdbare arbeidersbeweging die niet alleen levensstandaarden verdedigt, maar een einde maakt aan het falende kapitalisme, door het te vervangen door een democratisch socialistisch plan van productie. We willen geen subsidies aan grote bedrijven, we willen de bedrijven zelf in handen hebben!