Enkele jaren geleden maakten onderzoekers van de universiteiten van Luik en Gent een uitgebreide analyse die een duidelijk beeld geeft van het vrijwilligerswerk in ons land. Wettelijk gezien is vrijwilligerswerk een activiteit die onbezoldigd en niet verplicht is, en die geen persoonlijk profijt op het oog heeft. Ze wordt verricht buiten het familieverband en ingericht door een organisatie.

 

Verrassende cijfers…

 

In ons land zouden meer dan 1.800.000 personen vrijwilligerswerk doen in de brede zin van het woord, in organisaties en/of onmiddellijk ten bate van derden. Ongeveer 1.166.000 personen, ofwel 12,5% van de bevolking van 15 jaar en ouder, levert gratis prestaties binnen organisaties: m.a.w. vrijwilligerswerk. Deze gratis prestaties vertegenwoordigen ongeveer 130.000 voltijdse equivalenten. 7 vrijwillige activiteiten op 10 worden voor rekening genomen door volgende sectoren: sport (24,5%), cultuur en socio-culturele activiteiten (19,9%), maatschappelijke dienstverlening (19,7%), onderwijs en vorming (16,8%). Maar ook het aandeel van de sector van de gezondheidszorgen is aanzienlijk (16,8%).

 

Een vrijwilliger presteert gemiddeld zo’n 190 uur per jaar, ofwel ongeveer 4 uur onbetaald werk per week. Vermits het om een gemiddelde gaat, kan dat aantal uren sterk verschillen per persoon. Het totaal van de gratis prestaties bedraagt 221,2 miljoen uur per jaar, ofwel 4,1% van het jaarlijks volume betaald werk.

 

In het vrijwillig engagement zijn vrouwen en mannen quasi even sterk aanwezig, vooral in de sectoren “gezondheidszorg” en “maatschappelijke dienstverlening”. Alle leeftijdscategorieën zijn vertegenwoordigd, maar de groep 40-49-jarigen vormt in verhouding de meerderheid. In tegenstelling tot de perceptie, zijn het dus niet vooral de senioren die zich na hun pensionering willen inschakelen in vrijwilligerswerk. Spijtig genoeg beschikken we niet over vergelijkend onderzoek met bijvoorbeeld de jaren 70 of 80 van de vorige eeuw. Gezien voornoemde leeftijdsgroep de grootste is, kunnen we ervan uitgaan dat veel van deze mensen ofwel niet meer elders kunnen werken ofwel werkloos zijn. Het is immers een publiek geheim dat de RVA werklozen die vrijwillige prestaties leveren, meestal “met rust laat”.

 

Nuttig werk, ja, maar het winstbejag is niet altijd ver weg…

 

Als communisten zijn we natuurlijk niet gekant tegen mensen die vrijwillige onbetaalde prestaties willen leveren aan mensen die zorg of hulp nodig hebben. Toch moeten we vaststellen dat één en ander niet altijd zo onschuldig is. En het kan niet de bedoeling zijn dat de door de overheid georganiseerde zorg wordt afgebouwd.

 

In ziekenhuizen en rusthuizen (woon-zorg-centra) heeft men al pijnlijke besparingen doorgevoerd op de kap van de werkers en hun verworven rechten. En de verwoestende trein is nog niet gestopt. Als een econoom hoofd is van een (medische) afdeling in een universitair ziekenhuis, dan mag je het ergste vrezen… En als OCMW-ziekenhuizen en –rusthuizen nu zorg ‘’bedrijven” heten, dat zegt ook al iets.

 

Door het tekort aan personeel in de witte sectoren, is de werkdruk veel te hoog. Verpleging en verzorging die hun beroep willen uitoefenen met hart en ziel, worden geplaagd door depressies en burn-outs. De verzorging van zieken en residenten gaat er op achteruit. Enkel het prijskaartje stijgt.

 

In een dergelijke situatie zijn vrijwillige onbetaalde werkers uiteraard welkom voor alle partijen. In de praktijk vervangen die goedbedoelende weldoeners echter vaak de betaalde werkers die zijn moeten afvloeien.

 

Een getuigenis

 

Bientje werkt als vrijwilligster in een woon-zorg-centrum. Ze doet dat met veel overtuiging en liefde voor de oudjes.

“Ze doen daar werkelijk voor alles een beroep op mij: ik begeleid residenten op uitstap (soms moet ik mijn eigen vervoer regelen), ik begeleid oudjes als ze naar de dokter moeten, ik werk een dag per week in de cafetaria, ik help bij het knutselen, ik bereid knutselwerk voor in mijn vrije tijd en… ik geef eten, wat uitzonderlijk werk is voor een vrijwilliger, maar ik weet gelukkig hoe het moet. Je zou verwachten dat ik dan ook wat te eten krijg, maar dat is meestal niet het geval. De overschot verdwijnt gewoon in de vuilbak.”

“Ik doe het werk zeer graag en hoop het nog lang vol te houden. Maar soms is het zwaar en ben ik doodmoe”.