Hafid Bouazza (°1970, Oujda, Marokko) verhuisde met zijn familie naar Zuid Holland toen zijn vader werk vond in een staalfabriek. Hij trok op zijn zeventiende naar Amsterdam om er Arabische taal en letterkunde te studeren. Na een omweg als tolk en docent Arabistiek stortte hij zich met groot enthousiasme op het schrijverschap.

Zijn debuut “De voeten van Abdullah”, een erotiserende verhalenbundel, werd alom geprezen en in 2004 kreeg hij de prestigieuze literaire prijs De Gouden Uil. Hafid ontpopte zich weldra tot een fervent pleitbezorger van de Arabische literatuur en startte in 2005 met De Arabische Bibliotheek. ”Het is niet mijn bedoeling de Arabische cultuur op te hemelen” klonk het in een interview op de VPRO-radio “ik wil die gedichten en prozastukken die ik zelf mooi vind, presenteren aan een publiek dat er normaal niet mee in aanraking komt”.

Een schatkamer vol ontdekkingen

Het vierde deel van de Arabische Bibliotheek “Niets dan zonde” focust op de erotische literatuur. Met dien verstande dat erotiek hier in zijn brede betekenis wordt gezien, als “bandeloosheid”, wat maatschappelijk en cultureel buiten het normale valt.

De iconische Iraakse dichter Ibn al Mut’azz (861-908) is prominent aanwezig, zijn opzwepende lyriek krijgt een ereplaats.

“Heerlijk is nu de gekoelde wijn/ nu ik mij bevrijd heb van de vroomheid/innige vriendschap bevindt zich enkel in de vloeistof van het glas/En het leven in het krakende gebed van het bed”

Hafid onderbreekt zijn bloemlezing geregeld met eigen overpeinzingen, historische duidingen en vergelijkingen met Nederlandstalige dichters. In een addendum vind je 460 voetnoten, met verklaringen allerhande. Je komt alles te weten over het ontstaan van de godemiché (een dildo) en het recept van suikerpudding kan je zo uitproberen.

In de vertaling toont Hafid zich een meester: hij is een ware taalvirtuoos met een fenomenale beeldenkracht en een onuitputtelijke fantasie.

Het is een boek geworden om vaak ter hand te nemen, waarin de geïnteresseerde lezer naar believen kan blijven grasduinen.

Europa en zijn vluchtelingenbeleid

Er zijn van die boeken waaraan je vol interesse begint maar, die je onmogelijk in één ruk kan uitlezen. Je weet wel dat het gevoerde vluchtelingenbeleid onmogelijk een mooi verhaal zal opleveren, maar dat het “onvervalste, eindeloze, pure horror” zou zijn is heel erg confronterend. Toch is het nieuwe boek van Linda Polman “Niemand wil ze hebben” ten zeerste aan te bevelen.

De auteur is niet aan haar proefstuk toe. Toen ze in 2005 “De crisiskaravaan” publiceerde, kreeg ze bakken kritiek. Ze maakte het proces van de noodhulpindustrie, de stoet van NGO’s (niet gouvernementele organisaties) die van de ene ramp naar de andere trekken met bekende vedetten, politici en journalisten in hun kielzog, die ervoor moeten zorgen dat de donaties blijven toestromen. Ze toonde haarscherp aan dat deze NGO’s geen duurzame oplossingen kunnen bieden en een deel van het probleem zijn.

Een duidelijke historische rode draad

Van bij het voorwoord zet Linda Polman de toon. Ze is compromisloos kritisch en laat de feiten voor zich spreken. We zijn in het Franse Evian, in 1938, waar de allereerste internationale conferentie over vluchtelingen plaatsvond, naar aanleiding van de Jodenvervolging in Duitsland. Alle deelnemende landen hadden wel een excuus om vluchtende Joden slechts met mondjesmaat asiel te verlenen: ze hebben andere normen en waarden, ze zullen het werk van de autochtonen afnemen, er zullen ongetwijfeld ook criminelen tussen zitten, als je er één binnen laat, dan krijgt je een toestroom van duizenden,… Waar hebben we deze redeneringen nog gehoord?

Na de oorlog klonk het “nooit meer!” en in 1950 werd het UNHRC (De Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties) opgericht. Tot op de dag van vandaag is deze organisatie financieel afhankelijk van de donorlanden, die zelf in het VN-vluchtelingenverdrag kunnen zetten wat ze willen. De UNHRC is de speelbal van het geopolitieke opbod geworden. De auteur geeft massa’s voorbeelden van de politieke koehandel: het ondersteunen van lokale tirannen en krijgsheren in ruil voor het tegenhouden van de vluchtelingenstroom. Met als triest eindpunt de beruchte kampen in Libië waar vluchtelingen gemarteld, verkracht en vermoord worden.

Ze klaagt ook de hypocrisie aan tijdens de Koude Oorlog. Cubanen konden zich probleemloos vestigen in Miami terwijl Haïtianen die op de vlucht waren voor het regime van Papa Doc Duvalier onverbiddelijk werden teruggestuurd.

De auteur legt tevens de structurele oorzaken bloot: De Dublin conventie uit 1997 bepaalt dat vluchtelingen in het eerste EU-land van aankomst asiel moeten vragen. Als ze dat niet doen mag elk land ze terugsturen naar het eerste land. Dat is meestal Italië of Griekenland, die dan met onoverkomelijke problemen opgezadeld zitten. “Dat is dan pech voor hun” verklaarde de Nederlandse premier Rutten ooit op TV. Hij is zeker niet de enige die zo denkt.

Ook ditmaal heeft Linda Polman niet veel vrienden gemaakt: “ze is gefixeerd op het negatieve”, “ze komt zelf niet met oplossingen”, “die negatieve logica is er té veel aan”…. Wat de auteur aangetoond heeft is dat er binnen het huidige systeem inderdaad geen oplossingen zijn, en dat is voor velen een harde noot om te kraken. Het zou de lezer niet moedeloos moeten maken, maar een aanzet tot verzet kunnen zijn.

---------------------------------------------------------------------
Hafid Bouazza “Niets dan zonde, liefde, lyriek en liederlijkheid” Uitgeverij Prometheus Amsterdam 2012; Linda Polman “Niemand wil ze hebben” Uitgeverij Jurgen Maas Amsterdam 2019.