Wat bezielt jullie om nog altijd te dwepen met zaken die 150 jaar geleden geschreven zijn? Marx schreef toch over de 19e eeuw, dat is al lang niet meer actueel! Dat soort argumenten krijgen wij regelmatig te horen. Daarop kunnen we alleen maar antwoorden dat de analyses die Marx maakte actueler zijn dan ooit. Als een professor of een econoom een boekje schrijft, dan is dat na tien of twintig jaar meestal hopeloos verouderd. Wat Marx onder andere in de drie delen van het Kapitaal schrijft is echter 130 jaar na datum brandend actueel. Ten bewijze volgt hier een marxistische uitleg van het actuele probleem bij uitstek: de prijsstijgingen.

Prijs en waarde

Vandaag de dag kun je voor één ton staal ongeveer 0,36 ton aluminium kopen of 0,12 ton koper of 0,04 ton tin, of... 34 gram goud. In feite hebben we deze prijzen opgezocht per 1000 dollar, wat goed uitkwam omdat één ton staal de prijs heeft van ongeveer dat bedrag. We hebben opzettelijk de prijs weggelaten om tot de hamvraag te komen: waarom zijn één ton staal, 0,36 ton aluminium enzovoort "evenveel waard"? Een liberaal zal zeggen: dat is de wet van vraag en aanbod. Al die goederen komen op de markt: als er van een soort goederen grote hoeveelheden op de markt komen en de vraag is niet al te groot, dan zal de prijs laag zijn. Komen er weinig op de markt en is de vraag groot, dan is de prijs hoog. Een beetje gezond verstand toont aan dat hier iets niet klopt. Vooral de prijs van het goud kan niet anders dan ons de wenkbrauwen doen fronsen. Is er echt zo weinig goud en is de vraag zo groot dat dit product zo verschrikkelijk duur moet zijn? Marx geeft hieraan een heel andere uitleg. Als de boven vermelde hoeveelheden goederen "evenveel waard zijn", dan komt dat volgens hem omdat er evenveel arbeid nodig is om ze te produceren. Dat is de sleutel om de verschillen te begrijpen. Als goud voor eenzelfde gewichtseenheid zoveel meer waard is dan staal of aluminium, dan komt dat omdat de productie van goud enorm bewerkelijk is. Vele uren arbeid gaan in de ontginning, legering enzovoort. Voor het goud van een ring van 10 gram met een gehalte van 18 karaat ontstaat bovendien 18000 kg afval.

Onthoud daarom deze definitie van Marx: waarde van een goed = het gemiddeld aantal uren maatschappelijk noodzakelijke arbeid die nodig is voor de productie van dat goed. Marx gebruikt de term waarde, die een nauwkeuriger betekenis heeft dan het woord prijs. Waarde is de basis van de prijs, maar is er niet altijd aan gelijk. Bij de prijs speelt de wet van vraag en aanbod wél een rol, zoals we later zullen zien.

Waarde en productiviteit

In de definitie hierboven beperkt Marx zich niet om te zeggen dat de waarde van een goed gelijk is aan het aantal uren arbeid die erin verwerkt zit. Hij voegt daar ook aan toe: "gemiddeld" en "maatschappelijk noodzakelijk". De term gemiddeld is gemakkelijk te begrijpen: de ene arbeider werkt nu eenmaal vlugger en/of preciezer dan de andere, de ene fabriek gebruikt betere machines dan de andere enzovoort. Als men dan de waarde van bijvoorbeeld een ton staal wil bepalen, dan zal men bijvoorbeeld de hele wereldproductie in staal moeten delen door het aantal uren arbeid dat wordt besteedt aan de productie van dat staal. Dat houdt ook de arbeid in voor het bouwen van de hoogovens en de gieterijen en die voor het opdelven van het ijzererts. Zo komt men tot de hoeveelheid staal die (gemiddeld) door één uur arbeid wordt geproduceerd. Het is nogal duidelijk dat de productie van staal in de loop van de geschiedenis enorme vooruitgang heeft geboekt. Die vooruitgang bestaat erin dat men in staat is dezelfde hoeveelheid staal - bijvoorbeeld één ton - te produceren in minder tijd. Vandaar de term "maatschappelijk noodzakelijke arbeid". In het Europa van de 15e eeuw (uitvinding van de hoogovens) kostte het natuurlijk veel meer arbeid om een ton staal te produceren dan in de 21e eeuw. Men zegt dat de productiviteit enorm gestegen is. Anders bekeken betekent dat ook dat een ton staal veel meer waard was in de 15e eeuw dan in de 21e. Als de productiviteit stijgt, daalt dus de waarde van dezelfde hoeveelheid van een voorwerp. Stijgende productiviteit maakt de producten ‘goedkoper'. Ook tussen verschillende landen of continenten kan er een verschil in productiviteit zijn. Dat is een tweede uitleg voor de term "maatschappelijk noodzakelijke arbeid". Wie aan de kust woont, zal zijn vis doorgaans goedkoper kunnen kopen dan wie 500 km landinwaarts woont, al was het maar omdat de vervoerskosten (= o.a. de arbeid van de chauffeur ) te verwaarlozen zijn. Met de groeiende internationalisering van de handel begint het belang van dat tweede aspect van het begrip "maatschappelijk noodzakelijk" wel aan belang te verliezen omdat de hele wereld in het kapitalistische proces wordt betrokken en dezelfde normen krijgt opgelegd op het gebied van waarde en productiviteit.

Waarde en marktwaarde

Hoe dan ook, in het kapitalisme is er een onophoudelijke wedren om de productiviteit te verhogen. Het is dan ook onvermijdelijk dat er verschillen zijn tussen de productiviteit van de verschillende bedrijven. Waarom Marx nog altijd actueel is: de prijsstijgingenDat kunnen verschillen zijn binnen eenzelfde land of tussen verschillende landen onderling. Zoals gezegd: hoe groter de productiviteit, hoe kleiner de waarde van eenzelfde hoeveelheid goederen. Omgekeerd leidt een lage productiviteit tot grotere waarde (= duurdere goederen). Nu zijn er verschillende scenario's denkbaar, die telkens hun weerslag hebben op de waarde van goederen.

Scenario 1:

De grote meerderheid van de bedrijven heeft dezelfde (gemiddelde) productiviteit. Een klein deel van de bedrijven heeft een productiviteit die hoger is dan het gemiddelde, een even klein deel een productiviteit die lager is dan het gemiddelde. Theoretisch heeft eenzelfde hoeveelheid product -bijvoorbeeld een ton staal - dan een kleinere waarde bij de bedrijven met hogere productiviteit en een grotere bij de bedrijven met een lage productiviteit. Aangezien al deze goederen samen op de markt komen, is dit echter zinloos. Daarom voert Marx het begrip marktwaarde in. In dit geval is de marktwaarde duidelijk de waarde van de bedrijven met een gemiddelde productiviteit. Bijgaand gevolg is dat de bedrijven met een lage productiviteit minder winst zullen maken dan het gemiddelde (ze moeten de goederen verkopen tegen een lagere waarde

dan waaraan ze deze produceren) en de bedrijven met hoge productiviteit meer winst. Zie figuur.

Scenario 2:

Waarom Marx nog altijd actueel is: de prijsstijgingen Logisch vervolg van het voorgaande: aangezien de bedrijven met hoge productiviteit meer winst maken, zullen er meer en meer bedrijven op die nieuwe en betere productietechnieken overschakelen. In de totaliteit wordt de groep met dergelijke bedrijven groter. Nu is er geen enkele reden meer om de marktwaarde op het gemiddelde te plaatsen. De marktwaarde schuift op in de richting van de ‘normale' waarde van de productiefste bedrijven. De productiefste bedrijven maken nog hoge winst, maar iets minder; de bedrijven met gemiddelde productiviteit beginnen het moeilijker te krijgen en die met de minste productiviteit maken nauwelijks of geen winst of werken zelfs met verlies. Zie figuur.

Scenario 3:

Waarom Marx nog altijd actueel is: de prijsstijgingenLogischerwijze moeten we ook het geval behandelen waarin er een overwicht is aan bedrijven met een lage productiviteit. In dat geval schuift de marktwaarde op naar het hogere segment en vallen de winsten in de drie soorten bedrijven nogal mee. Ook dit scenario kun je zien als een vervolg van het vorige. Stel je maar even voor dat de bedrijven met geringe productiviteit uit het vorige figuurtje volledig verdwenen zijn omdat ze verlieslatend zijn. Wat in het vorig figuurtje gemiddelde productiviteit was, wordt nu lage productiviteit; wat hoge productiviteit was, wordt gemiddelde. Bovendien komt een bloednieuw type bedrijf aan de deur piepen dat een nog efficiëntere productiemethode toepast.

Marktprijs

Nu komt het verschil tussen waarde en prijs aan bod. Kan waarde als het ware abstract gedefinieerd worden, de prijs van een goed wordt altijd bepaald door de markt. In normale marktomstandigheden is de prijs ongeveer gelijk aan de marktwaarde. Concurrentie tussen de verschillende bedrijven zorgt ervoor dat die bedrijven hun goederen ongeveer verkopen aan de prijs die ze hen ‘kosten' aan lonen en andere investeringen. Ook die andere investeringen, machines bijvoorbeeld, zijn in laatste instantie te herleiden tot betaalde arbeid. Op die investeringen wordt een winst genomen die de neiging heeft naar eenzelfde gemiddelde op te schuiven in de verschillende bedrijfstakken. Het gevaar schuilt in het woordje ‘normaal'. Dat betekent dat er ongeveer evenveel stukken van een bepaald product op de markt worden gebracht als er vraag naar is. Met andere woorden, hier komt eindelijk de fameuze wet van vraag en aanbod op de proppen. Nu is vraag een relatief begrip; daling van de prijs van een product kan een vraag creëren waar er vroeger geen was. Stijging van de prijzen kan tot gevolg hebben dat sommige mensen het product uit hun budget schrappen. Maar daar zijn natuurlijk grenzen aan, zeker als het om voedsel gaat. Als er op de markt een tekort ontstaat, dan schieten de prijzen automatisch de lucht in. Tot waar? Tot de prijzen (waarden) van de minst productieve bedrijven! Het gevolg is dat het normale verschil tussen waarde en marktwaarde en de wet van vraag en aanbod elkaar als het ware versterken. Het gevolg is ook dat de meest productieve bedrijven en zelfs die met een gemiddelde productiviteit superwinsten maken. De beste uitleg is wellicht het hernemen van de drie vorige figuurtjes met de (blauwe) marktprijs in plaats van de marktwaarde.

Waarom Marx nog altijd actueel is: de prijsstijgingenWaarom Marx nog altijd actueel is: de prijsstijgingenWaarom Marx nog altijd actueel is: de prijsstijgingen

Een relatief kleine toename van de vraag kan zo een gigantische toename van de prijzen veroorzaken. Laten we nu het recente fenomeen van de voedselprijzen nemen. Nog niet zo lang geleden was elk land druk in de weer om zijn boeren te subsidiëren omdat de landbouwprijzen te laag waren door een gebrek aan vraag. Beter gezegd: de schandalige situatie dat een groot deel van de wereldbevolking honger leed hielp geen moer om de landbouwers van de rijke landen van hun overschotten af te helpen, want die sukkels hadden er het geld niet voor. Sindsdien is er een verbetering gekomen in bepaalde delen van India en China, is de vraag ook toegenomen door de verbouwing van granen voor biobrandstoffen en kijk: de prijzen schieten de lucht in. Cijfers voor de laatste 2 jaar: katoen: + 98%; tarwe: + 200% , rijst: + 200%, maïs: + 250%, sojabonen + 97%.  De voedselprijzen zijn de laatste drie jaar gemiddeld met 83 procent gestegen.

Over superwinsten gesproken, kijk eens naar de winsten van de grote multinationals in de voedingsindustrie. De winsttoenames zijn: Monsanto +50%, Archer Daniels + 42%, Cargil + 70% enzovoort, enzovoort.

Er zijn natuurlijk meerdere oorzaken voor dit fenomeen. Ook het feit dat de wereldwijde voedselhandel in handen is van een beperkt aantal multinationals die gemakkelijk kunnen overgaan tot speculatie, speelt een rol (ook dat zijn geen ‘normale' marktomstandigheden). De aanplanting van gewassen voor biobrandstoffen blijkt in de huidige situatie een zeer ongezonde beslissing. De overheidspolitiek die dikwijls nog altijd gericht is op het sluiten van landbouwbedrijven, loopt ook hopeloos achterop. Maar alles samen lijken de cijfers niet op zo een dramatische situatie te wijzen. Tot voor kort was er geen enkel probleem, of beter gezegd, was het voornaamste probleem dat van de landbouwoverschotten. De globale productie van landbouwgewassen is in 2007 nog met 4,7 procent gestegen tegenover 2006. De grote toename was echter in de productie voor biobrandstoffen, terwijl rijst bijvoorbeeld slechts met 1 procent toenam. Samen is dit goed voor een lichte stijging van de productie door de consumptie (zie tabel).

 Wat ook de rol van de bovenstaande factoren mag zijn (speculatie e.d.), zonder de marxistische theorie kun je daarvoor geen plausibele verklaring vinden. Het is een onschatbaar kompas in de onvoorspelbare jungle van de kapitalistische economie. Een bijkomend element is dat de landbouwprijzen tot voor kort in het omgekeerde scenario zaten: er werd meer geproduceerd dan de vraag. Indien we de drie bovenstaande tabellen zouden hertekenen, dan zouden de blauwe bolletjes aan het bovenste eind van het spectrum gestaan hebben (lage prijzen en lage winsten). Het anarchistisch systeem van het kapitalisme maakt dat in zo een korte tijd een zo grote omslag kan gebeuren. En niets garandeert ons dat de volgende jaren (bijvoorbeeld bij een wereldwijde recessie) niet weer het omgekeerde fenomeen zich kan voordoen met andere, maar even erge gevolgen.