Gekke koeien, hormonenvlees, rioolwater of motorolie in veevoeder, dioxinekippen, genetisch gemanipuleerde soja, karkassen van zieke dieren verwerkt tot veevoeder, besmet mineraal water en giftige coca cola… De lijst van besmet en ongezond voedsel groeit aan. De gemeenschappelijke deler van al die gevallen is de jacht naar winstmaximalisatie van de multinationals die de voedselketen controleren, ook al gaat dit ten koste van de publieke gezondheid.

Telkens een nieuw schandaal losbarst gaat het over een ‘uniek geval’, een ‘ongeluk’, een ‘toeval’. Daarbij zien we het talmen, de incompetentie en soms regelrechte medeplichtigheid van de autoriteiten die verondersteld zijn te waken over de volksgezondheid en de voedselketen moeten controleren. Dit komt eens te meer schitterend naar voor in de parlementaire onderzoekscommissie rond de dioxinecrisis. Ook de Europese Commissie probeerde in augustus nog de toegelaten PCB’s (als graadmeter voor dioxine) in voedsel te verdubbelen.

Vorig jaar werden onaanvaardbare dioxinehoeveelheden aangetroffen in melk, geproduceerd in Noord-Frankrijk. Bron van de vervuiling waren verschillende verbrandingsovens die het omringende graasland hadden vervuild. De dioxine kwam vanuit de schoorstenen terecht op het gras, via het gras in de koeien, en via de koeien in de melk (dioxine slaat zich vooral op in vet). En bij elk stadium werd de concentratie aan dioxine groter.

De opeenvolgende concentraties is het meest subtiele en gevaarlijke kenmerk van die kankerverwekkende stof. Bovendien neemt de dioxineconcentratie bij de laatste schakel in de voedselketen met factor duizend toe in vergelijking met het initiële niveau. Dit komt door de onnatuurlijke verlenging van de voedselketen door moderne technieken, waarbij bvb kippen gevoederd worden met dierlijke vetten, industriële afval en residuen uit rioolwater. Aan het eind van de voedselketen staat de mens.

We hoeven ons dus niet te verwonderen dat menselijke moedermelk veel meer dioxine bevat dan koeienmelk. Moedermelk zou in vele gevallen zelfs verboden moeten worden aangezien het dioxinegehalte vaak veel hoger is dan in koeienmelk!

Dioxine en verbrandingsovens

De belangrijkste oorzaak van dioxine-uitstoot ligt nog altijd bij het verbranden van afval. En ondanks de technische verbeteringen van de verbrandingsovens is de hoeveelheid dioxine die vrijkomt nog altijd bijzonder groot. Een moderne verbrandingsoven pompt jaarlijks 250 miljard picogram dioxine de lucht in (een pictogram is een miljardste deel van een gram).

De Belgische kippen die een lagere besmetting hebben opgelopen ongeveer 550 duizend pictogrammen dioxine bevatten (nog steeds ver boven de wettelijke grens). Met andere woorden: de hoeveelheid dioxine van één verbrandingsoven is goed voor de besmetting van bijna een half miljoen kippen. Natuurlijk komt niet alle dioxine van een verbrandingsoven in kippen terecht. We mogen echter niet vergeten dat de gemiddelde levensduur van een verbrandingsoven twintig jaar bedraagt. Indien we dit cijfer vermenigvuldigen met het aantal verbrandingsovens, krijgen we een duidelijker beeld over de potentiële dioxinebesmetting. In Europa bedraagt de gemiddelde dioxineproductie per hoofd 13,2 microgram. De hoogste concentratie per hoofd is te vinden in België: 45,2 microgram. Dit komt omdat België ook recordhouder is van het vernietigen van afval door verbranding, nl. 54%.

In de jaren tachtig was Groot-Brittannië pleitbezorger van de liberalisering van de rundvleesproductie in een poging de kosten te drukken. Ze verwachtte zich echter niet aan de vernietigende gevolgen op de gezondheid van zowel runderen als mensen. De ontdekking van BSE (de gekke koeienziekte) in 1996 deed wantrouwen ontstaan omtrent het soort van gebruikt veevoeder. Ook hier stelde men het voor als een geïsoleerd geval. Rundvlees in de rest van Europa was veilig. Weinigen legden de vinger op de zere wonde, nl dat de hele voedselindustrie boter op haar hoofd had omdat haar methodes enkel gebaseerd zijn op winstmaximalisatie.

De boeren namen de schuld op zich, terwijl juist zij de grootste financiële verliezen moesten slikken en in werkelijkheid zij de slachtoffers waren van de veevoederbedrijven. Aan de wortel van het probleem werd niet geraakt.

Veevoeder

Vandaag staat de verwerking van dierlijke karkassen in veevoeder onder zware kritiek, maar dit is geen nieuwe ontwikkeling. De vleesindustrie dankt haar macht en competitief voordeel aan het gebruik van een onuitputtelijke bron van grondstoffen, het gerecycleerd afval van de slachthuizen die ze tot veevoeder verwerkt. Dagelijks exporteert Nederland miljoenen eieren naar de vier windhoeken van de wereld. Ze geraken hun eieren overal kwijt omdat ze zo goedkoop zijn. Maar hoe kunnen ze de productiekost zo laag houden?

De Britten en de Nederlanders zijn natuurlijk niet de enige schuldigen. We moeten hier met de vinger wijzen naar de gemeenschappelijke landbouwpolitiek in Europa die door elke regering gesteund wordt. Alle beslissingen moeten unaniem zijn. Het toelaten van het verwerken van dierlijk afval in voeder voor kippen en varkens geeft aanleiding tot allerlei neveneffecten. In 1997, slechts een jaar na de gekke koeienziekte, beval de EU de vernietiging van miljoenen varkens ten gevolge van de varkenspest. Kostprijs: 40 miljard BEF, waarvan de helft betaald door de Europese belastingbetaler. Na het schandaal rond de Belgische kippen suggereerde Frankrijk eens te meer het verbod op de verwerking van dierlijk afval in veevoeders, maar alweer verdween het in de doofpot.

Machtige lobbies

Tegen problemen die voortvloeien uit een productiesysteem, opgelegd door een gemeenschappelijke landbouwpolitiek en die als enige doel heeft de winsten van de machtige voedselindustrie (de multinationals die veevoeders, antibiotica en groeistimuli produceren op kop) zijn geen lapmiddelen bestand. Volgens officiële statistieken bedraagt in boerderijen die minder dan 100 varkens op stal hebben de kost aan antibiotica per varken ongeveer 2500 BEF. Maar indien bij een hogere concentratie van dieren kan deze kost oplopen tot 6000 BEF per varken. Dit toont aan dat het doel niet is het dier gezond te houden, maar om een artificiële gewichtstoename te bekomen door continu antibiotica toe te dienen om de kleinste infectie te vermijden.

Het is een welbekend feit dat salmonella, die zich makkelijk ontwikkelt bij pluimvee, instaat voor 70% van de voedselvergiftigingen in Europa. Bacteriën worden steeds meer resistent tegen het gebruik van antibiotica en dit veroorzaakt steeds meer moeilijkheden bij het bestrijden van infectieziektes

Het wetenschappelijk comité van de Europese Unie publiceerde een rapport die een ban eist op het wijdverspreid gebruik van antibiotica. Maar in de zomer van dit jaar had de Commissie het verzoek van het comité nog niet in overweging genomen. Zijn ze zo dom? Neen, helemaal niet, maar er staan zeer grote belangen op het spel. Deze sector alleen is goed voor een omzet van 250 miljard dollar in de wereldmarkt van farmaceutische producten.

De Europese arbeidersbeweging moet het recht op veilig voedsel opnemen in haar algemeen eisenpakket. Naast de strijd voor een deftige job en loon moet ook gestreden worden voor gezond voedsel. Wanneer dit punt wordt overgelaten aan de milieu- en consumentenorganisaties zal er in het beste geval ‘ruchtbaarheid aan worden gegeven’.

We kunnen het probleem alleen maar oplossen indien we het probleem duidelijk stellen: zolang de voedselproductie in de handen is van de kapitalisten zullen de schandalen blijven aanhouden. Zoals we hebben gezien hebben inspecties, wetten en richtlijnen weinig effect omdat de autoriteiten meer luisteren naar de grote bedrijven dan naar de mensen die ze verondersteld worden te vertegenwoordigen. Gezond voedsel kunnen we enkel bekomen indien deze grote voedselbedrijven genationaliseerd worden met een democratische planning van de middelen.

Zelfs in de keuken biedt socialisme het enige antwoord.