Sinds een jaar of tien zien we het Vlaams Blok bij elke verkiezing opnieuw vooruit gaan. Aanvankelijk waren de politici van de “democratische” partijen geschokt en gealarmeerd maar daar vinden we steeds minder van terug. Ondanks het standhouden van het fel bediscussieerde cordon sanitaire zien we een gewenning optreden en is het Vlaams Blok vandaag de dag meer aanvaard dan ooit tevoren. Allerhande maatregelen en acties werden geprobeerd vanuit verschillende hoeken en met verschillende doelen voor ogen. Politici namen zelfs Vlaams-Blokstandpunten over om hen “de wind uit de zeilen te nemen” maar bekwamen enkel het averechtse effect.

Historische en mondiale context

We kunnen alleen maar vaststellen dat er over het algemeen bitter weinig onderzoek terug te vinden is i.v.m. de economische, sociale, politieke en culturele achtergrond van het succes van het Blok. Paula Burggraeve, Eric Corijn en Paul Verbraeken van Charta ’91 doen in een recente tekst, “Kleurt Vlaanderen nu echt zwart?” een bijdrage tot die discussie. In hun tekst vertrekken ze vanuit de context van de toenemende mondialisering, deregulering, privatisering en commercialisering en de specifieke gevolgen ervan op Vlaanderen. Een Vlaanderen dat door zijn specifieke geschiedenis makkelijker openstaat voor extreemrechts dan Brussel en vooral Wallonië waar deze politieke stroming bij de laatste verkiezingen fors achteruitging.

Een belangrijk kenmerk van de Vlaamse geschiedenis is de vreemde overheersing en “interne culturele kolonisatie” door een Franstalige burgerij en hoge kleinburgerij tot na WO2. Vlaanderen bleef tot aan het begin van de jaren ’60 op enkele industriële eilanden na overwegend agrarisch.

De naoorlogse industrialisering werd gekenmerkt door buitenlandse (Ford, GM, Philips...) en Belgische (waarin de Sociéte Générale onder leiding van Franstaligen een belangrijke rol speelde) investeringen en de primitieve accumulatie van kapitaal door een opkomende Vlaamse burgerij. Voor het eerst kreeg de burgerij op die manier vertegenwoordigers met een Vlaamse culturele achtergrond (paternalistisch, conservatief en katholiek). De kleine en middelgrote ondernemingen die ze vormden stonden vanaf het begin onder zware druk van de snel internationaliserende economie, buitenlandse concurrentie en overnamedrift. Desondanks werd Vlaanderen economisch superieur aan Wallonië en de Vlaamse elite, gevormd met de herinnering van de Franstalige overheersing en doordrongen van de kruideniersmentaliteit, begon met de consolidatie van haar macht.

Dit leverde een officieel nationalisme op dat in combinatie met de Waalse kwestie leidde tot een reeks staatshervormingen. Er werd een “Vlaamse eigenheid” gecreëerd en Vlaanderen ging zich alsmaar meer opstellen als een aparte staat tegenover het “parasitaire Wallonië”. De rollen waren nu omgekeerd.

“Het politiek bedrijf heeft in België in de voorbije decennia een wat hallucinant trekje gekregen. Het gegeven van de communautaire tegenstellingen staat daarin centraal. Via diverse pakten en akkoorden kreeg ons land een federale structuur die uitblinkt door onoverzichtelijkheid, inefficiëntie en ingewikkeldheid voortvloeiend uit de constante zoektochten naar de misschien wel onbestaande maar in ieder geval zeer dunne evenwichtslijn tussen de erg verschillende politieke, economische en culturele eigenaardigheden van de verschillende gemeenschappen in dit land... Het uiteindelijk resultaat van deze hocus-pocus is dat ons land opgezadeld is met de hoogste schuldgraad van de geïndustrialiseerde wereld, een situatie die als een potentiële tijdbom tikt onder niet alleen de financiële en sociaal-economische maar ook politieke stabiliteit van dit land.” (Abraham en co: “De Belgische economie; Op zoek naar een strategisch plan.”)

De arbeidersbeweging en haar leiding

Hoewel de SP-leiding vandaag nog altijd gekant is tegen een opsplitsing van de sociale zekerheid, biedt zij geen alternatief voor de ingeslagen koers waar het Vlaams Blok de vleesgeworden conclusie van is. Door haar lot te verbinden met dat van de Vlaamse burgerij heeft de officiële arbeidersleiding (partij en vakbonden) het lot van iedereen die afhankelijk is van een inkomen uit arbeid (of allerhande uitkeringen die daarop stoelen) in handen gelegd van haar grootste tegenstander, de Vlaamse, Belgische en internationale burgerij.

Laat ons niet vergeten dat ook in de jaren ’30 de opkomst van het fascisme een effect van verrechtsing had op een deel van de toenmalige BWP-leiding. Deze logica mondde uit in de ontbinding van de partij door Hendrik De Man en een knieval voor de Duitse bezetter.

Na de regeringsdeelname in het centrumlinkse kabinet van Theo Lefèvre, dat aan de macht kwam na de Grote Staking tegen de Eenheidswet (zie middenpagina’s), kreeg de BSP in de verkiezingen van 1965 een zware electorale klap en zakte naar 24,7 % van de stemmen in Vlaanderen. De partij zou zich nooit meer van die slag herstellen. Het onvermogen van de socialistische leiding om een adequaat antwoord te formuleren op de nationaliteitenkwestie en de sociale inhoud ervan te verbinden met een algemeen socialistische programma voor emancipatie en ontvoogding van de arbeidersklasse in haar geheel, schiep de ruimte voor de ontwikkeling van nationalistische bewegingen langs beide zijden van de taalgrens: de VU in Vlaanderen, het RW in Wallonië en later het Brusselse FDF. Deze fundamentele zwakheid leidde ook tot de splitsing van de partij in 1979. In 1974 hield de unitaire BSP voor het laatst een eensgezind Ideologisch Congres, waarop het Charter van Quaregnon (1894) werd geactualiseerd (lees afgezwakt n.v.d.r.). Na haar deelname aan de regeringen die de eerste grondwetsherziening voorbereidden en uitvoerden (1968-1974) kwam zij in 1977 terug in de regering. Ten gevolge van groeiende onenigheid in de unitaire BSP, waar in 1974 het co-voorzitterschap was ingevoerd (Leo Collard, 1902-1981 en Jos Van Eynde, 1907-1992), trokken in 1978 de Franstalige socialisten zich terug om een eigen Parti Socialiste te vormen. In datzelfde jaar nam de socialistische partij in Vlaanderen voor het laatst deel aan de verkiezingen onder de naam BSP, maar met toevoeging “Vlaamse Socialisten”. (zie www.sp.be )

Hoe de situatie omkeren?

De specifieke geschiedenis van Vlaanderen en België leidde tot logge en onoverzichtelijke bureaucratische structuren en een immense schuldenberg. Daarbij komt de dominerende neoliberale politiek van de afgelopen twintig jaar als antwoord op de economische crisis, die het onmogelijk maakte om sociale maatregelen te nemen, laat staan om een sociaal beleid te voeren.

Tot in den treure herhalen dat het Vlaams Blok gevaarlijk is en tegelijk het gevoerde beleid prijzen, zal de linkerzijde geen stap verder brengen. Integendeel. Om opnieuw geloofwaardig te worden zal de arbeidersbeweging terug zelf gevaarlijker moeten worden en niet de agenda van rechts en extreemrechts overnemen. Een zeer groot deel van de werkende bevolking profiteert niet mee van de huidige economische opleving en merkt geen wezenlijk verschil met de afgelopen decennia van besparingen en afbouw van de welvaartstaat. Zolang de arbeidersbeweging geen socialistisch alternatief naar voor schuift, is het Vlaams Blok de enige partij die, weliswaar op een reactionaire manier, het best de alom tegenwoordige onvrede en frustratie verwoordt.

We kunnen het Vlaams Blok niet counteren door een abstracte strijd te voeren tegen racisme. Dit is alleen maar mogelijk door een offensieve strijd rond concrete eisen die tegemoet komen aan de sociale noden. We moeten strijd leveren tegen de alles overheersende logica van de markt waarop het racisme gedijt en het Vlaams Blok slapend rijk wordt en hiertegenover een socialistisch alternatief stellen.

De SP-leiding stelt de toekomst van de partij opnieuw ter discussie en wil een vernieuwing doorvoeren. De uitkomst daarvan zal in belangrijke mate ook invloed hebben op de toekomst van het Vlaams Blok.