In een  stukje dat in juni van dit jaar (http://www.vonk.org/Belgie/ging-de-regering-haar-boekje-te-buiten.html) werd gepubliceerd, werd verwezen naar een oordeel van het Comité van ministers van de Raad van Europa waarin de Belgische regering  bij de oren werd getrokken omwille van de wijze waarop rechters zich kunnen mengen in collectieve conflicten. In de regel wordt aan dergelijke uitspraken van supranationale instanties niet al te veel belang gehecht. Recent doet de rechtbank van eerste aanleg te Brussel dit echter wel (Rb. Brussel 17 oktober 2013, nr. 13/1968/C).

 

Business as usual

 

In de sector van de geschreven pers rommelt het. Het is dan ook logisch dat de vakbonden zich daar roeren. Bij een verdeler die 500 personeelsleden tewerk stelt bv. werd er in het voorjaar van 2013 actie gevoerd. De bonden wilden zich aansluiten bij de nationale actiedag van 6 juni 2013. De werkgever kreeg hiervan lucht en stapte op 5 juni naar de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg met een eenzijdig verzoekschrift. Hij kreeg een beschikking waarin stond dat de daaropvolgende dag een dwangsom kon worden opgelegd aan al wie “de toegang tot/en of het vertrek van” de bedrijfsgebouwen verhinderde onder verbeurte van een dwangsom van 1000 € per persoon. Wat onder “verhinderen” werd verstaan, werd niet geëxpliciteerd. Het bevelschrift werd betekend aan de secretaris van LBC en aan de ACV-vakbondsafgevaardigden.

 

More business as usual

 

Het verdere verloop van de gebeurtenissen is vrij klassiek. Er werd derdenverzet aangetekend en de vernietiging van de oorspronkelijke beschikking werd gevraagd.

De werkgever wierp op dat de eisers geen belang meer hadden. Het bevelschrift had immers alleen maar uitwerking op 6 juni en de dagvaarding dateerde van 5 juli: vijgen na Pasen. De rechter veegt dit argument van tafel. Hij stelt dat er minstens een moreel belang is. De beschikking heeft de secretaris en de vakbondsafgevaardigden gehinderd in de uitoefening van hun fundamentele rechten, meer bepaald in hun recht op collectieve actie. Hun handelingsvrijheid werd op de actiedag immers beperkt. Een bijkomend argument was dat de eisers in geval van vernietiging de zekerheid hebben dat de ondernemer geen aansprakelijkheidsvorderingen meer kan instellen.

 

En …

 

Dan wordt het interessant. Het stakingsrecht is volgens de rechter een grondrecht dat gedetermineerd wordt door het supranationale recht en mag niet langer door een burgerrechtelijke bril worden bekeken (zoals tot nu toe meestal het geval is). Dan verwijst hij naar de conclusies van het European Committee of Social Rights die aan de basis liggen van het oordeel van het Comité van ministers. Een tussenkomst door de rechter in een collectief geschil kan nog wel, maar alleen in zoverre duidelijk wordt aangetoond dat er een reëel gevaar bestaat (of zeer recent heeft bestaan) op ongeregeldheden waardoor de werkwilligen zouden kunnen gehinderd worden om de werkplaats te betreden. Loutere oproepen tot deelname aan acties kunnen niet als “incidenten” of “feitelijkheden” worden gekwalificeerd. Vooral de conclusie van de rechter is nieuw/origineel. Hij stelt dat een stakingspost niet automatisch de bedoeling heeft om de toegang of het verlaten van bedrijfsterreinen te verhinderen. Een stakingspost kan even goed een administratieve functie hebben: “met name is het een middel voor de vakbonden om te registreren welke van hun leden al dan niet deelnemen aan de staking, teneinde te kunnen bepalen of hen al dan niet stakingsgeld dient uitgekeerd te worden”.

 

Wat hebben we vandaag geleerd?

 

De werkgever moet kunnen aantonen dat er sprake is of - in de nabije toekomst – sprake kan zijn van een gewelddadige situatie, bv. de dreiging met fysiek geweld. Pamfletten waarin stoere taal wordt gebruikt, zijn dan ook compleet uit den boze. Zeg dus nooit: “De poort wordt morgen hermetisch afgesloten; het heeft geen zin om te komen werken”. Dan geeft men immers munitie aan de werkgever om naar de rechter te stappen.