Auteurs zoals Karl Marx, Friedrich Engels, V.I. Lenin en Leon Trotsky hebben een schat aan inzichten en analyses nagelaten. Wie deze werken leest zal merken dat ze vaak ook vandaag nog steeds actueel zijn in de strijd voor socialisme.

In de onderstaande brief verdedigt Engels zich tegen het verwijt dat de marxistische opvatting over de geschiedenis deterministisch zou zijn. In sommige scholen en universiteiten wordt ook vandaag nog verteld dat volgens het marxisme de economie determinerend zou zijn voor de bovenbouw (de politiek, de ideologie, etc). In deze brief herhaalt Engels dat er een wisselwerking bestaat tussen de onderbouw en de bovenbouw, dat ook de bovenbouw een invloed uitoefent op de historische strijd en dat de onderbouw slechts in laatste instantie bepalend is.


Volgens de materialistische geschiedenisopvatting zijn de productie en reproductie van het werkelijke leven in de geschiedenis in laatste instantie bepalend. Meer hebben Marx noch ik ooit beweerd. Wanneer iemand dat nu zo verdraait dat het economisch element het enig bepalende is, dan verandert hij onze stelling in een nietszeggende, abstracte en absurde uitdrukking. De economische situatie vormt de basis. Maar de verschillende elementen van de bovenbouw – politieke vormen van de klassenstrijd en de gevolgen daarvan, namelijk: een grondwet die door de overwinnende klasse na een succesvolle strijd wordt ingesteld, rechtsvormen, en zelfs de reflecties van al deze werkelijke conflicten in het brein van de betrokkenen (politieke, juridische, filosofische theorieën, godsdienstige opvattingen en hun ontwikkeling tot een stelsel van dogma’s) – oefenen eveneens hun invloed uit op het verloop van de historische strijd en zijn in vele gevallen doorslaggevend voor de vorm waarin zij gevoerd wordt. Het is vanuit de wisselwerking van al deze elementen dat de economische beweging zich uiteindelijk als noodzaak doet gelden, doorheen een eindeloze reeks toevalligheden (d.w.z. dingen en gebeurtenissen waarvan de onderlinge samenhang zo ver verwijderd of zo onaantoonbaar is dat wij ze kunnen verwaarlozen). Anders zou de toepassing van onze theorie op eender welke periode uit de geschiedenis gemakkelijker zijn dan het oplossen van een simpele vergelijking van de eerste graad.

Wij maken onze geschiedenis zelf, maar onder zeer bepaalde voorwaarden en vooronderstellingen. Daaronder zijn de economische uiteindelijk beslissend. Maar ook de politieke voorwaarden en zelfs de in de hoofden van de mensen spokende traditie spelen een rol, zij het niet de beslissende rol.

Bovendien is de geschiedenis het eindresultaat van de conflicten tussen vele individuen met ieder hun eigen wil – en ieder van deze individuen wordt op zijn beurt door een aantal specifieke levensvoorwaarden gemaakt tot wat het is. Het zijn dus ontelbare, elkaar doorkruisende krachten, een oneindige verzameling van krachten in parallellogrammen waarvan het historisch gebeuren de resultante is. De vele individuen met hun eigen wil bereiken dus niet datgene wat zij willen, maar dragen bij tot een totaal gemiddelde, een gemeenschappelijke resultante. Hieruit mag niet worden geconcludeerd dat hun individuele wil gelijk aan nul gesteld kan worden. Integendeel, ieder draagt bij tot de resultante.

Overigens zou ik u willen verzoeken om deze theorie te bestuderen in de oorspronkelijke bronnen en niet uit de tweede hand, dat is echt veel gemakkelijker. Marx heeft nauwelijks iets geschreven waarin deze theorie geen rol speelt. Met name De achttiende Brumaire van Louis Bonaparte is een uitstekend voorbeeld van de toepassing van deze theorie. Ook in Het Kapitaal vindt men veel aanwijzingen. Vervolgens mag ik u ook wel naar mijn eigen geschriften verwijzen: De heer Eugen Dühring’s omwenteling der wetenschap en Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie waarin ik de meest uitvoerige uiteenzetting van het historisch materialisme heb gegeven, die voorzover mij bekend, bestaat.

Dat door jongeren soms meer gewicht op de economische kant van de zaak wordt gelegd dan haar toekomt, is voor een deel de schuld van Marx en mijzelf. Tegenover onze tegenstanders moesten wij de klemtoon leggen op het hoofdbeginsel dat door hen werd ontkend en we hadden niet altijd de plaats en gelegenheid om de overige bij de wisselwerking betrokken elementen tot hun recht te doen komen. Maar van zodra wij overgingen tot de beschrijving van een historische periode, dus van zodra de theorie praktisch toegepast werd, veranderde de zaak en dan was er geen fout toelaatbaar. Maar helaas geloven sommigen dat men een nieuwe theorie volkomen begrijpt van zodra men zich de hoofdstellingen ervan heeft eigen gemaakt, en helaas doen ze zelfs dat niet eens altijd juist. En dit verwijt geldt voor velen van de nieuwe “marxisten”, gezien de verbazingwekkende onzin die er allemaal geproduceerd wordt…

Deze tekst is de - om redenen van plaats ingekorte – inhoud van een brief van Engels aan Bloch (21/9/1890). De titel werd toegevoegd. Voor de vertaling werd uitgegaan van het Marxistisch Internet Archief: www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1890/1890brieven.htmwww.marxists.org/nederlands/marx-engels/1890/1890brieven.htm