Het referendum in Zweden over de invoering van de euro zondag 14 september heeft de plannen van de Zweedse big business grondig verstoord. Maar zijn impact gaat ver over de grenzen van Zweden en wordt ernstig besproken in andere landen, vooral in Groot-Brittannië, waar Blair moeilijkheden ondervindt om het volk te overtuigen van de 'voordelen' van het aanvaarden van de euro. De Zweedse industrie heeft heel haar gewicht geworpen in de campagne voor de euro. Alle belangrijkste burgerlijke partijen en zo goed als heel de massamedia steunden de campagne. De sociaal-democratische regering, gedomineerd door de rechtervleugel van de Sociaal-Democratische Partij, met de steun van de meeste vakbondsleiders, probeerden ook de kiezers van de arbeidersklasse te overhalen voor de invoering van de euro te kiezen.

De groenen, de Linkse Partij (de voormalige Communistische Partij, stalinisten bekeerd tot het links-reformisme), de linkervleugel van de Sociaal-Democratische Partij en de Centrumpartij (een kleine boerenpartij) voerden campagne tegen de invoering. Het was duidelijk dat er algemeen een links-rechts-verdeling was over deze kwestie.

Tot een week voor het referendum leek het er op dat 'nee' op een volstrekte meerderheid afstevende. Dit zag er al slecht uit voor de pro-euro-campagne. Ondanks hun public relations raadgevers, het grote aantal campagnemedewerkers die speciaal voor de pro-euro-campagne tewerkgesteld waren en de enorme financiering die ze ontvangen hadden, konden ze gewoonweg niet genoeg stemgerechtigden overtuigen dat de euro goed voor hen is.

In de beslissende aanloop vond er echter een dramatische wending plaats. Donderdag voor het referendum werd de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken, Anna Lindh, neergestoken terwijl ze aan het winkelen was in een supermarkt. Ze stierf de volgende dag. Dit had een enorme invloed op de hele situatie. Aanvankelijk waren er zelfs geruchten dat het referendum geannuleerd zou worden. Eerste minister Göran Persson bracht heel snel licht in de zaak toen hij verklaarde dat het referendum zou doorgaan zoals gepland. Er zou daarentegen geen campagne of debat gevoerd worden gedurende de resterende drie dagen voor het referendum.

Anna Lindh was een prominente figuur in de pro-euro-campagne en dit leidde tot het geloof bij velen dat een ‘sympathiestem’ voor de vermoorde Buitenlandminister zou kunnen leiden tot verlies voor het anti-euro-kamp. De moord op Anna Lindh werd in het algemeen gezien als een aanval op het ‘Zweedse democratische systeem’ zelf, wat waarschijnlijk een bijdragende factor was tot de hoge kiezersopkomst. Aan de andere kant was het duidelijk een element van sympathie dat een deel van de Sociaal-Democratische kiezers, die anders ‘nee’ zouden hebben gestemd, er toe dreef ‘ja’ te stemmen. Op de dag na die gebeurtenis bleek uit een opiniepeiling inderdaad dat het pro-euro-kamp een kleine voorsprong had.

Dit kwam echter niet tot uiting op de dag van de stemming zelf. De ‘nee’-stem won met een beslissende meerderheid van 56,3 procent tegen 41,5 procent voor de ‘ja’-stem. Er waren 2,1 procent onthoudingen. De opkomst was ook zeer hoog, met 81,5 procent van de kiesgerechtigden die hun stemrecht opnamen. Bijgevolg kan niemand de score verhalen op het eventuele grote aantal onthoudingen – het resultaat is onbetwistbaar.

De vraag die we ons nu moeten stellen is hoe het mogelijk was dat de 'ja'-campagne verslagen werd ondanks dat het zo'n grote sponsors had, dat de mediacampagne overweldigend voor de euro was en dat de regering, verkozen door de Zweedse arbeiders, ook zeer sterk voor de invoering van de euro was. Welke conclusie kunnen we hieruit afleiden?

Opborrelend ongenoegen

De Sociaal-Democratische Partij is gedurende achttien van de laatste 21 jaar aan de macht geweest. Iedere verkiezing heeft de partij nieuwe hervormingen beloofd ten gunste van de onder druk staande welvaartsstaat. Het probleem is dat na iedere verkiezing de partij net het omgekeerde deed van wat ze beloofd had. In plaats van hervormingen voerde de regering grote besparingen in de publieke uitgaven door, terwijl de werkloosheid koppig hoog bleef. Enkele kleine besparingen terzijde gelaten, heeft de regering in plaats van de druk op de werkende klasse te verlichten, haar aanval voortgezet met de ene tegenhervorming na de andere. Zweden heeft algemeen een internationale uitstraling van een land met een zeer vergevorderde welvaartsstaat, met de hoogste graad van gelijkheid ter wereld. Dat is een sterk verouderd beeld. De dingen zijn veranderd door het beleid van de laatste 20 jaar. De feiten bewijzen dat er heel wat anders plaatsvindt. Het is een proces van achteruitgang en verslechterende diensten. Volgens het Human Development Report van de VN (1999) bevindt Zweden zich nu in de top 3 van geïndustrialiseerde landen met de snelste groei van ongelijkheid. Met andere woorden, het proces van klassenpolarisatie, van differentiatie tussen arm en rijk versnelt gestadig. Dit alles eist zijn tol bij de werkende mensen in Zweden. De meeste mensen werden gedwongen de broekriem aan te halen en hoopten dat de Sociaal-Democratische regering hen op een of andere manier terug zou nemen naar het tijdperk van de groeiende welvaartsstaat en groeiende levensstandaard. Het was een zaak van hoop boven realiteit. Nu echter begint hun frank te vallen. Arbeiders zijn gedwongen in te zien wat de regering aan het doen is (en plant te doen).

Hun wantrouwen tegenover alle 'autoriteiten' is geleidelijk sterker geworden. De staking van de openbare diensten eerder dit jaar was reeds een uitdrukking van deze veranderende stemming. Gedurende de referendumcampagne vaardigde de Sociaal-Democratische Partij voor de eerste keer in de geschiedenis gezamenlijke oproepen uit met de zakenwereld. Dit veroorzaakte boze reacties van vele gewone arbeiders. Zij wantrouwen instinctief alles wat van de bazen komt. De enorme financiële bronnen die ter beschikking gesteld werden aan de 'ja'-campagne, samen met het feit dat de eerste minister de ministers monddood maakte die een 'nee'-stem zouden uitbrengen, vergrootte het wantrouwen van de mensen tegenover het pro-euro-kamp nog meer. De massale 'nee'-stem in het referendum van zondag weerspiegelt de sterke anti-establishmentssfeer die onlangs ontstaan is in Zweden.

De campagne barsste aan beide zijden echter van de overdrijvingen. Het 'ja'-kamp waarschuwde voor allerhande onheil - bijna alsof de vier ruiters van de Apocalyps ontketend zouden worden - als het resultaat op een overwinning voor 'nee' zou uitdraaien. Ze beloofden 100.000 nieuwe jobs, een drastische verlaging van de rentevoet die huiseigenaars 1.000 kronen per maand extra zou opleveren en nog veel meer. Deze beloften bleken echter zo onrealistisch dat het hen beter leek om zulke belachelijke beweringen terug te nemen.

Spijtig genoeg werd de anti-euro-campagne niet op een klassenbasis gevoerd. Dit ondanks het feit dat vooral stemmen van de werkende klasse tegen de euro waren. Ook de 'nee'-campagne bracht vele overdreven stellingen naar voren. Velen aan de linkerzijde argumenteerden simplistisch dat als de euro niet ingevoerd zou worden, alles in orde zou zijn en alles zou blijven zoals het altijd geweest is. Ongetwijfeld willen de arbeiders er op vooruitgaan en niet in de situatie blijven waarin ze nu verkeren. Niets zal blijven zoals het nu is. We bevinden ons in het midden van een internationale crisis van het kapitalisme. Zweden kan niet ontsnappen aan de greep van de wereldmarkt. Het is afhankelijk van de export om zijn industrie draaiende te houden. Daarom zal een neergang in de wereldmarkt de Zweedse economie sterk beïnvloeden. De Zweedse regering wordt nu al gedwongen te besparen in haar publieke uitgaven, met het excuus dat dit 'noodzakelijk' is door de positie van Zweden op de wereldmarkt. Er is nu, meer dan ooit, nood aan een socialistisch perspectief binnen de Zweedse arbeidersbeweging. Het kapitalisme biedt geen enkele oplossing voor de problemen van de Zweedse arbeiders.

De 'ja'-campagnevoerders beschuldigden het 'nee'-kamp er ook van nationalistisch te zijn. Deze bewering heeft spijtig genoeg een element van waarheid in zich. Er was inderdaad een element van nationalisme in sommige van de argumenten van de 'nee'-campagne. Dit is onvermijdelijk, en we hebben dit ook gezien in andere landen waar deze kwestie bovenkwam. Maar we mogen dit element niet overdrijven, aangezien het niet de belangrijkste factor is in de overwinning van de 'nee'-stem. Volgens de opiniepeilingen was 'democratie' de belangrijkste reden om op 'nee' te stemmen. De mensen wilden niet onderworpen worden aan de macht van de Europese Centrale Bank.

Beginnende polarisatie tussen de klassen

Ondanks de pogingen om de klassenkwesties te verdoezelen en allerhande rookgordijnen op te trekken, door zowel de 'ja'- als de 'nee'-campagnes, heeft het Zweedse volk een duidelijke beslissing genomen, een beslissing gebaseerd op klassen. De werkende klasse heeft 'nee' gestemd, met uitzondering van 'die-hard' loyalisten van de Sociaal-Democratische Partij en volgelingen van de partijbureaucratie. De bourgeoisie en de bovenste laag van de middenklasse stemden 'ja' met uitzondering van enkele conservatieve elementen, wiens beslissing enkel en alleen gestuurd werd door een nationalistische kijk.

Het Zweedse volk in het algemeen en de werkende klasse in het bijzonder namen de gelegenheid te baat om hun gevoel van rebellie uit te drukken in dit referendum. Het was een opstand tegen de elite, kapitalisten en de bureaucratie van de arbeidersbeweging. Als gevolg van dit alles is de positie van de rechtse arbeidersleiders verzwakt. Links in de Sociaal-Democratische Partij heeft een opwelling van hernieuwd zelfvertrouwen gekregen. De reden daarvoor is duidelijk. Er is net een rechtsgezinde Sociaal-Democratische eerste minister verslagen die de volledige steun van de zakenwereld had, en bovendien betreft het een thema dat ze van fundamenteel belang beschouwen.

We mogen echter niet het effect van de moord op Anna Lindh op de achterban van de Sociaal-Democratische Partij vergeten. De rechtse leiders van de partij zullen proberen deze tragische gebeurtenis te gebruiken om de links-rechts-polarisatie die begonnen is in de partij, te verijdelen. Bijgevolg is het mogelijk dat er op korte termijn een tendens ontstaat om de gelederen te sluiten, maar dit zal snel afnemen. Het hernieuwde vertrouwen van de linkervleugel van de Sociaal-Democratische Partij kan ook een laag van de jeugd aantrekken die nu gewekt is tot politiek bewustzijn door de enorme klassenpolarisatie die het referendum aan de oppervlakte heeft gebracht. Dit zou de weg kunnen vrijmaken voor een machtige linkervleugel in de toekomst.

Er is duidelijk een proces van klassenpolarisatie begonnen in Zweden. Het is een kwestie van 'hen' tegen 'ons'. Het referendum heeft dit slechts een tastbare uitdrukking gegeven. Het is een resultaat van jaren lijden onder de ene aanval na de andere en een algemene verslechtering van de omstandigheden. Het feit dat de bazen verslagen werden in dit referendum heeft vele mensen in Zweden een hernieuwd vertrouwen gegeven dat er iets gedaan kan worden om verandering te brengen. Ze kunnen zien dat de bazen verslagen kunnen worden. Dit voorspelt in de komende periode veel goeds voor de ontwikkeling van de klassenstrijd op een hoger niveau voor Zweden.