Reeds een tijdje voorspellen we in dit blad dat we aan de vooravond staan van een nieuwe economische crisis. Voor het ogenblik schijnen de feiten dit te weerleggen. De Amerikaanse beurs speelt jojo rond de magische grens van 10.000 punten, in eigen land berekende de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid dat er tussen 1994 en 1998 120.000 jobs zijn bijgekomen (De Morgen 8/4/99). In maart ’99 werden 19,8 meer nieuwe personenauto’s ingeschreven dan het jaar ervoor, ondanks het feit dat er dit jaar geen autosalon is. De inschrijvingen van lichte bedrijfsvoertuigen zijn zelfs met 33,8 procent vooruitgegaan. De verkoop van nieuwe auto’s wordt dikwijls aanzien als indicator van een verwachte economische groei. (De Morgen 3/4/99). Wat lullen die marxisten dan nog over crisis?

Toegegeven, er zijn in dit blad enkele onvoorzichtige voorspellingen gepubliceerd. In het septembernummer van ’98 drukten we een artikel af van Michael Roberts, die in juni ’98 in ons Brits zusterblad schreef: "dit is een voorspelling: de economie van de Verenigde staten stevent af op een vrije val. Tegen het einde van het jaar zal deze realiteit duidelijk worden, eens het rookgordijn van de jubelende aandelenmarkten is opgetrokken. (…) De vrieskou van de Amerikaanse recessie zal spoedig ook de economie in de EU afkoelen. Ondertussen liggen Japan en heel Azië al onder het ijs. Voor het einde van het millennium zal de hele wereld versteend zijn van de kou." Michael Roberts had het kunnen weten. De marxistische methode laat toe economische tendensen bloot te leggen, maar niets is hachelijker dan zich vast te pinnen op een tijdstip. Onze hoofdredacteur had in de inleiding trouwens al gewaarschuwd dat het onmogelijk is te voorspellen wanneer de crisis precies zal uitbreken. Maar betekent dit dat we ook de rest van het artikel moeten corrigeren? Helemaal niet, zoals we hieronder zullen uitleggen.

Economische cycli

De kapitalistische economie heeft een kenmerk, dat in geen enkel ander economisch systeem voorkomt: ze verloopt in cycli. Jaren van economische inzinking worden afgewisseld met jaren van economisch herstel, tot een nieuwe economische inzinking optreedt. In de 19e eeuw, de tijd van Marx, duurden die cycli van opgang en neergang ongeveer 10 jaar, in de jaren ’60 werden zij verkort tot 6 jaar; de laatste decennia schijnen ze weer te verlengen. We beseffen dat dit niet altijd zo overkomt bij de bevolking. Velen beschouwen de periode van het einde van de tweede wereldoorlog tot ongeveer 1974 als één periode van economische opgang; evengoed beschouwen ze de periode vanaf dan als een langgerekte crisis. Dat klopt echter niet met de werkelijkheid. Ook voor ’74 waren er economische zwakkere perioden. In België was dat bvb het geval in 1951, beter bekend als het jaar van de koningscrisis. Het verschil was dat toen een neergaande fase van de economie slechts leidde tot een vertraging van de groei. Sinds 1974 is dat allemaal veranderd. Sindsdien hebben we economische crisisperiodes gekend in 74-75, 80-81 en 90-93. Telkens betekende dat voor België bvb een toename van de werkloosheid met 100.000 à 150.000.

Hoe beschrijven de kapitalistische economen zelf deze crisissen? 74-75 staat bekend als de oliecrisis; wat intelligentere economen beschrijven dat als de periode van de stagflatie: een samengaan van dalende productie en inflatie (grote prijsstijgingen), een tot dan toe onbekend economisch fenomeen. In 80-81 spraken dezelfde economen vooral over de dalende winstvoet, waardoor hele industrietakken (bvb de staalsector) zeer kleine of zelfs negatieve winsten boekten. In de jaren tachtig heeft de Belgische bevolking daarvoor moeten boeten door zware inleveringen tijdens de christelijk-liberale regeringen Martens. Die zware periode eindigde echter in ‘88-89, wanneer een serieuze economische groei weer aanleiding gaf tot bescheiden loonsverhogingen en een lichte daling van de werkloosheid. Het was de periode van de val van de muur en de ineenstorting van de Stalinistische regimes. Alle kapitalistische commentatoren triomfeerden, beloofden gouden bergen (het einde van de tunnel, weet je wel)... en werden met hun neus op de feiten gedrukt door de crisis, die in Amerika in ‘90 en in Europa in ‘92 toesloeg. Het enige wat die crisis wat milderde was de economische opbloei, die China en de Aziatische Tijgers in dezelfde jaren kenden, met groeivoeten van 8 tot meer dan 10 procent.

De kapitalistische economen, gestoord in hun overwinningsroes waren vrij karig met hun uitleg. Nu zijn ze dat ook, of beter gezegd er is verwarring alom. Natuurlijk zijn er weer economen die voorspellen dat de opgang nog lang zal blijven duren (Larry Kudlow in De Morgen van 31/3). Maar het meest opvallende is dat de meer serieuze economische commentatoren, zoals de Financial Times, de Economist of "onze" Generale bank waarschuwen voor deflatie (daling van de productie en van de prijzen) en ineenstorting van de aandelenkoersen. Waarom? Al de factoren zien er gunstig uit: de inflatie bestaat nog nauwelijks, de winsten swingen de pan uit (vooral dankzij de overal toegenomen werkdruk), de staatschulden lijken in de grote industrielanden onder controle (daarbij hebben we het niet over België, waar de staatsschuld, ondanks een lichte verbetering nog gigantisch groot blijft, maar bvb wel over de Verenigde Staten, waar de staatsschuld op een gegeven ogenblik alarmerend leek. Onder de regeringen Clinton is die, dank zij de economische opgang vrijwel volledig weggewerkt.) Om daarop een bevredigend antwoord te krijgen moeten we even teruggrijpen naar een boekje dat meer dan 150 jaar oud is.

Overproductie

In het Communistisch Manifest beschrijft Karl Marx de kapitalistische crisissen als volgt:

"Het is voldoende de handelscrises te noemen, die in hun periodieke terugkeer steeds dreigender het bestaan van de gehele burgerlijke maatschappij in gevaar brengen. In de handelscrises wordt een groot gedeelte niet slechts van de voortgebrachte producten, maar ook van de reeds geschapen productiekrachten regelmatig vernietigd. In de crises breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere tijdperken iets onzinnigs zou hebben geleken – de epidemie van de overproductie. De maatschappij ziet zich plotseling in een toestand van tijdelijke barbaarsheid teruggebracht; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar van alle bestaansmiddelen te hebben afgesneden; de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel middelen van bestaan, te veel industrie, te veel handel bezit. De productiekrachten die tot haar beschikking staan, dienen niet meer tot bevordering van de burgerlijke eigendomsverhoudingen. Integendeel, zij zijn voor deze verhoudingen te ontzaglijk geworden, zij worden er door tegengehouden; en zodra zij deze belemmering overwinnen, brengen zij de gehele burgerlijke maatschappij in wanorde, bedreigen zij het bestaan van de burgerlijke eigendom. De burgerlijke verhoudingen zijn te eng geworden om de door hen geschapen rijkdom te omvatten.

"Waardoor overwint de bourgeoisie de crises? Enerzijds door de gedwongen vernietiging van een massa productiekrachten; anderzijds door de verovering van nieuwe markten en de nog grondiger uitbuiting van oude markten. Waardoor dus? Door alzijdiger en geweldiger crises voor te bereiden en de middelen om crises te voorkomen te verminderen."

Deze woorden zijn geschreven in 1848! Ze leggen beter uit wat er nu aan het gebeuren is dan welk artikel van moderne economen ook. Elke kapitalistische crisis is in essentie een overproductiecrisis. Toegegeven, er is vandaag weinig werkelijke overproductie; de ondernemingen hebben genoeg knowhow om enkel die zaken te produceren, waarvan ze weten dat ze ze kunnen verkopen. Maar in elke crisis is er een gigantische overproductiecapaciteit: fabrieken die maar op 70 procent, 60 procent of de helft van hun capaciteit draaien, omdat ze anders hun producten aan de straatstenen niet kwijt zouden kunnen. Dat is nu in de wereld aan het gebeuren, want vergeet niet dat een groot deel van de wereldbevolking al in crisis verkeert.

Beginnend met Thailand en wat men vroeger de Aziatische Tijgers noemde is bijna heel Azië in recessie. Ook de landen die zogezegd stand hielden volgen langzaam: Taiwan kende een vermindering van de industriële productie van 6,3 procent dit jaar en het wordt algemeen aanvaard dat China de boeken vervalst om te verbergen dat ook daar de groei in steile val is. En let op, het zijn niet de eerste de beste landen die in crisis zijn: Japan had tot de jaren ‘90 een economie waarin alles voorbeeldig was: geen werkloosheid, geen staatschuld, hoge productiviteit, een jaarlijkse groei tussen de 6 en 10 procent, een gigantisch handelsoverschot,... Vorig jaar is het Bruto Binnenlands product (BBP) er gedaald met 2,8 procent. Geen enkel groot industrieland kende de laatste 30 jaar zo’n grote terugval. Zuid-Korea was hét voorbeeld van de Aziatische Tijgers: een land dat in 30 jaar was opgeklommen van ontwikkelingsland naar de tiende industriële natie ter wereld; vorig jaar daalde het BBP er met 5,8 procent. Deze landen waren té succesvol, hun economische groei botste met de markt of nog juister, zoals Marx het stelt met de burgerlijke eigendomsverhoudingen.

Wat de kapitalistische economen ook beweren – en ze zijn tegenwoordig even creatief in het vinden van gebreken bij de Aziatische economieën als ze vroeger waren bij het bewieroken ervan – dit is een typische kapitalistische overproductiecrisis. Andere dominostenen van de wereldeconomie volgden: Rusland – waarvan de meeste commentatoren dachten dat het nu wel niet dieper meer kon zinken – ging volledig over kop, maar ook Tsjechië, toch bekend als één van de best presterende landen uit het voormalige Oostblok kende vorig jaar een BBP daling van 4,1 procent. Daarmee staat de crisis aan de grenzen van de Europese Unie. Het spectaculairst was echter de ondergang van de Zuid-Amerikaanse economie. Cardoso, president van Brazilië, het grootste land in Zuid-Amerika, was het wonderkind van de Amerikanen. Hij had de legendarische inflatie van Brazilië bedwongen, de munt gekoppeld aan de dollar en ze tekenend de real (lees echt geld) genoemd. Vorig jaar ging de real zonder veel ceremonie onderuit, verloor 40 procent tegenover de dollar, in het zog van de Russische crisis. De Braziliaanse economie verloor in ’98 1,9 procent, maar andere landen deden het nog slechter, zoals Venezuela met –8,2 procent. Kenschetsend: ook de Chileense economie, die wordt beschouwd als de sterkste van Zuid-Amerika 2,8 procent verloor. De crisis staat aan de rand van de Verenigde Staten. Maar zal ze overslaan? Om dat te begrijpen moeten we eerst even kijken hoe overproductie ontstaat.

Koortsachtige zoektocht naar markten

Ieder econoom zal u uitleggen dat de kapitalistische economie draait op winsten en investeringen. Als één van die twee stilvallen draait de economie onvermijdelijk in de soep. Het is echter de verdienste van Marx dat hij heeft uitgelegd waar die winsten vandaan komen. Het zijn de onbetaalde lonen van de arbeiders, of meerwaarde zoals Marx het noemt. De arbeiders krijgen slechts een deel van de waarde die zij produceren uitbetaald als loon, de rest, de meerwaarde strijkt de kapitalist op. De kapitalistische kringloop kan slechts verder gaan als de kapitalist erin slaagt die meerwaarde te investeren. Daarom is hij koortsachtig op zoek naar nieuwe markten. De arbeiders zelf zijn immers niet in staat de volledige rijkdom terug te kopen die ze zelf geproduceerd hebben. De nieuwe economieën (beter bekend met de Engelse term emerging markets) boden lange tijd een uitkomst; sedert de crisis in Zuid-Oost Azië is dat pad echter voor een groot deel afgesloten. Privatisering van overheidsbedrijven was ook een optie, maar ook op dat vlak zijn de grootste brokken al verdeeld. In feite gaat het hier om gigantische sommen aan onbetaalde arbeid, miljarden, triljoenen dollars die over de wereld zwerven zoekend naar een bestemming. Met de moderne technologie kunnen in minuten en seconden van bestemming worden verwisseld. Eigenaardig genoeg is het precies door het ineenstorten van de opkomende economieën dat heel wat kapitalen naar hun thuishavens in de Verenigde Staten en Europa zijn teruggekeerd.

De Verenigde Staten

Dat verklaart het feit dat de economische opgang in deze landen met name in de USA verlengd is. Daar dateert de vorige crisis al van 1990 en zou er nu normaal een vertraging van de economie moeten optreden. Maar gigantische kapitaalinjecties blijven de beurzen omhoogstuwen, ondanks het feit dat zelfs vele kapitalistische commentatoren schrijven dat de aandelenmarkten overgewaardeerd zijn. Wie zijn geld heeft belegd op de Amerikaanse beurs zag het verdubbelen in de laatste drie jaar. Vooral de aandelen in nieuwe technologieën, in het bijzonder internet zijn in trek. Amazon, dat boeken verhandelt op het internet zag zijn aandelen stijgen met 966 procent in het jaar 1998. In januari 1999 steeg zijn marktwaarde boven de 30 miljard dollar, wat meer is dan de olie-maatschappij Texaco. Helemaal absurd wordt dat als Amazon zelf toegeeft dat het nog wel een paar jaar zal duren voor het bedrijf voor de eerste keer winst maakt. Yahoo, een zoekrobot op internet heeft een beurswaarde groter dan Boeing, ondanks het feit dat ze het vorig kwartaal maar een bescheiden winst van 25 miljoen dollar hadden.

Men moet geen helderziende zijn om te zien dat het hier om een gigantische zeepbel gaat, die vroeg of laat zal uiteenspatten. In laatste instantie is het de reële economie die beslist en die begint de gevolgen van de recessie in de rest van de wereld te voelen. Serieuze economen zeggen dat de economische bloei vorig jaar vooral te danken is de sterke consumptie in de Verenigde Staten. Dat is het gevolg van de lage werkloosheid en het feit dat de lonen het laatste jaar na jaren daling voor het eerst wat verhoogd zijn. Maar de voornaamste reden is dat de Amerikanen, traditioneel al kleine spaarders, al hun beschikbare geld uitgeven. De spaarquota is vorig jaar zelfs negatief geworden (-0,2 procent). Helemaal griezelig wordt het als men weet dat 40 procent van de Amerikanen hun geld op een of andere manier in aandelen hebben belegd. Een beurskrach zou dus niet alleen de bedrijven maar ook een groot deel van de bevolking treffen. De winsten in de industrie zijn al gedaald met 16 procent, de werkgelegenheid trouwens ook met 400.000 eenheden. Maar de enorme opgang van de nieuwe sectoren, samen met de stijgende consumptie leidden ertoe dat de totale daling van de winsten slechts op –2 procent uitkwam, schijnbaar te verwaarlozen. De werkelijkheid is: de zeepbel deint nog uit, de solide sectoren van de economie zijn al in neergang. Eén van de gevolgen is een enorme stijging van het Amerikaans handelstekort.

Europa

Terug naar Europa nu. Het slechte nieuws komt daar uit Duitsland. In het laatste kwartaal van ’98 werd daar een daling van het BNP vastgesteld. De reden is dat de Duitse industrie zeer exportgericht is en dat zij meer dan andere landen de recessie in Azië, Latijns-Amerika en vooral Rusland en het voormalige Oostblok voelt. In feite is Duitsland het slachtoffer van zijn eigen successen: de hereniging met Oost-Duitsland is nog altijd niet verteerd en de oude stalinistische economieën die nu nauwelijks verhulde Duitse kolonies geworden zijn trekken de machtige Duitse economie naar beneden. Er werd gerekend op een heropleving van de Duitse economie begin dit jaar, maar in de maand februari daalden de industriële bestellingen nog eens met 1,7 procent.

En dan de andere zogenaamde Europese successtory: de euro. Er is weinig ruchtbaarheid aan gegeven, maar in de korte tijd sedert zijn invoering is de euro al met 6,5 procent gedaald tegenover de dollar en met 5 procent tegenover het Britse pond. Een bijkomend probleem stelt zich in de ongelijke evolutie van de economieën in euroland. Terwijl Duitsland en Italië verzwakken, doet de Franse en Spaanse economieën het nog zeer goed. Ierland kent zelfs groeivoeten van rond de 10 procent. Al die landen hebben echter één en dezelfde centrale bank, waardoor het bijna onmogelijk wordt voor allen een juiste monetaire politiek te voeren. Onlangs heeft de Europese centrale bank haar rentetarief verlaagd van 3 tot 2,5 procent. Voor Duitsland is dat een juiste politiek, maar voor de andere landen kan dat oververhitting van de economie of zelfs inflatie veroorzaken. Bij dat alles komt dan nog de oorlog tegen Servië. Als die oorlog aanhoudt kan dat een belangrijke rem zijn op het vertrouwen van de consumenten (ook in Europa is toegenomen consumptie een belangrijke motor geweest van de economische heropleving in 1998). Het kan politieke onenigheid creëren tussen de Europese landen, op het ogenblik dat er al stof is voor economische onenigheid. Iedereen verwachtte dat de Europese economie pas na de Amerikaanse in recessie zou treden – omdat de opgang daar al twee jaar langer duurt- maar het zou ook wel eens omgekeerd kunnen zijn.

Besluit

Ook al was het tijdstip in de voorspelling van het artikel van Michael Roberts fout, de rest van de inhoud blijft pal overeind. Zowel Europa als de Verenigde Staten stevenen af op een economische neergang. We zeggen niet dat dit volgende maand zal gebeuren (al kàn het), maar toch ieder geval in de eerste jaren. Alles lijkt erop te wijzen dat deze recessie diep zal zijn. Juist het feit dat de recessie uitgesteld is maakt dat de tegenstellingen nog verscherpt zijn: tegenstelling tussen een groot deel van de wereld dat in diepe recessie zit en Europa en vooral Amerika, waar de vooruitgang schijnbaar niet stuk kan; tegenstelling tussen een groot deel van de kapitalistische commentatoren die waarschuwen voor een depressie en de beleggers op de beurs die erop los gokken, de ongelijke ontwikkelingen binnen de euro-economieën. Dergelijke kenmerken zijn nogal dikwijls de voorbode van catastrofes. Niet dat wij dergelijke scenario’s willen. Beter dan wie ook beseffen marxisten welke ellende een economische ineenstorting met zich mee kan brengen. Maar als militant in de arbeidersbeweging kun je beter voorbereid zijn.